HET ADRES VAN DE GEMEENTE
Volgens u doen alle christenen van Capelle a. d. IJssel zonde, wanneer zij zich niet bij de gereformeerde kerk (vrijgemaakt) aansluiten
U beroept zich daarbij op de stelling dat er in elke plaats maar één gemeente van Christus mag zijn.
Mijn vraag is allereerst: Is dat direkt in de Bijbel te vinden? In het begin waren er toch ook allerlei huisgemeenten in eenzelfde plaats. Wel is in de Bijbel duidelijk het gebod van de liefde te vinden. Dergelijke verschillende huisgemeenten moeten dus een band der liefde met elkaar onderhóuden en niet vijandig tegenover elkaar staan.
Maar waar vinden we een bevel dat zij tóch één grote organisatie moeten vormen van honderden en misschien duizenden leden die onder het toezicht moeten staan van één college van ambtsdragers?
Ik meen dat de eis dat er maar één gemeente mag zijn in een bepaalde plaats, slechts met behulp van redeneringen kan gestaafd worden. Het is dus ook een zaak van een konklusie-geloof. En in de Bijbel vinden we toch voortdurend de waarschuwing dat wij elkaar niet met redeneringen allerlei verplichtingen moeten opleggen. En Openbaringen sluit met de vreselijke bedreiging tegen hen die iets aan het woord dezer profetie toevoegen. En zelf heb ik in de r.-k. kerk de verschrikkelijke gevolgen van het „DUS"-geloof ondervonden.
Waarom kan er dan niet in eenzelfde plaats een gemeente zijn, waar men sterk allerheiligste geloof toch ook weer wat anders beleven? Paulus noemt de gemeente een tempel van de Heilige Geest. En in Kor. 3:17 zegt hij: „Waar de Geest des Heren is, aldaar is vrijheid".
Waarom kan er dan niet in eenzelfde plaats een gemeente zijn, waar men sterk de nadruk legt op de verlorenheid van de mens, zijn radikale bederf, zoals in de gereformeerde gemeente gebeurt; en een gemeente zoals b.v. de vrijgemaakte kerk, waar men meer wijst op de belofte van Christus, op het Verbond in Zijn bloed, op het kruis als enige maar ook volkomen grond van ons behoud? Als zulke gemeenten met elkaar in levende gemeenschap der heiligen leven, dan zou dat zeer vruchtbaar kunnen zijn; dan zouden ze elkaar ook kunnen behoeden voor eenzijdigheid. Ze hebben toch immers dezelfde belijdenis en het gaat dus slechts over een nuance in de prediking en de beleving.
Als dat niet mag, waar staat dan zulk een verbod duidelijk in de Bijbel en wat betekenen dan de woorden dat waar de Geest des Heren is, er vrijheid is?
ANTWOORD VAN DS. DEKKER:
Kortsluiting
Ds. Hegger, u maakte onderscheid tussen de trouw aan Gods Woord en het ge leid worden door de Heilige Geest. Toen heb ik gezegd: Zijn dit nu werkelijk twee zaken apart? Als de kerk zich getrouw houdt aan Gods Woord, dan moeten we dat toch toeschrijven aan de Heilige Geest?
Nu komt hier even kortsluiting tussen ons. U zegt: dat lijkt erg veel op konklusiegeloof. Als we een kerk zien, die Bijbel en belijdenis onderschrijft, dan moeten we volgens Ds. Dekker konkluderen dat die kerk geleid wordt door de Heilige Geest. Ook al wordt daar geen blijk van gegeven van wedergeboorte, al wordt er zelfs een onbekeerd leven getoond.
Nu heb ik de uitdrukking „trouw aan Gods Woord" nooit bedoeld in die schrale zin, die u er aanhecht. Zo van: we handhaven de zuivere leer op papier, los van het leven. Zo'n soort dode orthodoxie. Voor mij is dat helemaal geen trouw aan Gods Woord. Het Woord is levend en krachtig, en werkelijk trouw aan dat Woord is ook levend, die verandert ons leven.
U noemt als voorbeeld Jak. 2:19: „Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wel, maar dat geloven de duivelen ook, en zij sidderen".
Zoudt u op dat duivelgeloof de term „trouw aan Gods Woord" willen toepassen? Het gaat daar over een waarheden-geloof in de slechtste zin. Zij geloven, dat God één is; maar ze geloven niet IN GOD, zodat ze op Zijn Woord vertrouwen en Zijn bevelen uitvoeren. Jakobus houdt ons dat voor, om ons te waarschuwen tegen een dood geloof. Een houding waarin men zegt: ik weet dat de Bijbel waar is, daar sta ik voor; maar waarbij men aan de Bijbel geen gehóór geeft, door persoonlijk het Evangelie aan te nemen en gewillig het gebod op zich te nemen. Wanneer ook u daartegen waarschuwt, vindt u mij geheel aan uw kant. Maar dit ligt net naast ons gesprekspunt. Met trouw aan Gods Woord bedoel ik de echte, de levende trouw. En dan mag ik toch zeggen: die komt van de Heilige Geest? U en ik zeggen beiden: de Geest bindt ons aan het Woord. Als dat zo is, hoe zullen wij dan door de Geest geleid worden, anders dan in deze weg, dat wij ons laten binden aan het Woord? Waar zullen we de leiding van de Heilige Geest zoeken, en aldus het adres van de gemeente, als het niet is in de gemeente die ons ambtelijk, in de Naam van de Here, bindt aan Gods Woord?
Als u zegt: de gemeente kan de Geest ook bedroeven, dan haalt u naar waarheid Ef. 4:30 aan. Uit het verband blijkt, dat dit bedroeven geschiedt door onze daden. Maar als het Wóórd ons niet gepredikt wordt, dan wéten we niet eens meer waarméé we de Heilige Geest kunnen bedroeven. Het uitblussen van de Geest is nog weer iets anders, iets radikalers. Maar ook dat hangt onlosmakelijk samen met onze houding tegenover het Woord. Blust de Geest niet uit, veracht de profetieën niet (1 Thess. 5:19, 20).
Opmerkelijk is de overeenkomst tussen Ef. 5:18-21 en Col. 3:16-17. In beide briefgedeelten brengt de apostel eenzelfde gedachte naar voren. De gemeente moet in onderlinge gemeenschap God danken; in gesprek, in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en in een gelovig leven. Dat alles moet zij doen vanuit een bepaalde bron. Die bron wordt in Ef. 5:18 aldus aangeduid: „wordt vervuld met de Heilige Geest", en in Col. 3:16 aldus: „het Woord van Christus wone rijkelijk in u". Geest en Woord zijn niet hetzelfde. Maar als we de teksten in hun onderling verband lezen, dan leren ze ons toch dit: vervulling met de Heilige Geest komt tot stand, en wordt voor ons merkbaar, doordat het Woord van Christus rijkelijk in ons woont, ons meer en meer bekend wordt, in ons hart bewaard en in ons leven toegepast wordt.
TOT SLOT
In uw slotopmerkingen stelt u konkrete zaken aan de orde. Een door u bestreden stelling is: in één plaats mag maar één gemeente zijn. U wijst op het bestaan van meerdere huisgemeenten in één plaats, zoals dat in de Bijbel voorkomt. U brengt dat min of meer over op onze situatie. Zulke gemeenten moeten een band der liefde onderhouden en niet vijandig tegenover elkaar staan. Als voorbeelden noemt u de gereformeerde gemeente en de gereformeerde kerk (vrijgemaakt). In beide kerken wordt hetzelfde allerheiligst geloof gevonden, alleen anders beleefd. Er is slechts nuance-verschil in prediking en beleving. En dat moet kunnen, want wat betekent anders het woord: waar de Geest des Heren is, daar is vrijheid?
Wat die vrijheid in 2 Kor. 3:17 precies inhoudt, daarover zou een exegetische studie geschreven moeten worden. Maar het zal in elk geval een vrijheid zijn, in gebondenheid aan Gods Woord.
Het wettig bestaan van huisgemeenten in het N.T. is door mij niet ontkend. De kerk hoeft in één plaats geen duizendkoppige organisatie te zijn onder één logge kerkeraad. Zij is dat in de praktijk ook niet. In een stad als Rotterdam bestaan verschillende zelfstandige gereformeerde kerken. In andere grote steden met grote gemeenten gaat men steeds meer over tot splitsing. De stelling: één kerk, in één plaats houdt niet in, dat er geen wijkgemeenten mogen zijn. Zij betekent, dat er kerkelijke eenheid behoort te zijn. Om het met de Heid. Catechismus te zeggen (antw. 54), er behoort de enigheid van het ware geloof te zijn. Dat wil zeggen dat men één is in hetgeen geloofd wordt, de fides quae creditur, één derhalve in de belijdenis (formulier van Enigheid). Dan komt men in stad of stadswijk ook samen aan één Avondmaalstafel, en men beoefent de gemeenschap der Heiligen, zodat de leden hun gaven gebruiken, ten nutte van de andere leden (Heid. Cat. antw. 55). En daar hoort bij, dat men dan ook als gemeenten gemeenschap onderhoudt. Elkaar helpt, op elkaar toeziet, en elkaar voortdurend houdt aan Gods Woord en aan de gemeenschappelijke belijdenis daarvan. In één woord, dat men in kerkverband leeft.
Nu noemt u als voorbeeld de geref. gemeente en de geref. kerk (vrijg.). Maar als we de algemene situatie bespreken, dan zijn dit eenzijdig gekozen voorbeelden. We hebben ook een r.-k. kerk, een Ned. herv. gemeente, een chr. geref. kerk, een geref. (syn.), een Remonstrantse Broederschap, enz. U zult van die alle niet willen zeggen: ze beleven hetzelfde geloof, maar over en weer een beetje anders; het is slechts nuance-verschil in prediking en beleving. Maar waar legt u de grens dan?
Nuancering is niet erg. Maar de vraag is: wat doet men met het allerheiligst geloof, dat eenmaal aan de heiligen overgeleverd is (Judas: 3). Strijdt elke kerk daarvoor, als kerk?
In dit verband denk ik terug aan wat u schreef in het decembernummer 1970. Onder het hoofdje „Wat is liefde?" U noemde daar tal van dingen op, die een gemeente onherkenbaar maken als gemeente van Christus. Elkander verbijten en vereten, veten, twist, partijschappen, tweedracht, elkaar tergen, elkaar benijden, elkaar willen overtroeven, eigen standpunt nooit willen corrigeren, een blijvende geest van verbittering, van meedogenloze ketterjacht, een fanatiek gevecht van beroeps- en amateurtheologen, enz.
Ach, in het algemeen neergeschreven en gelezen is dat alles alleen maar toe te stemmen. Maar uit reakties is me gebleken, dat diverse lezers dit hebben gelezen als een rechtstreekse beschrijving van de kerken, waarin ik dienaar des Woords ben. En dat verdriet mij. Maar het helpt me ook om uw slotvraag te beantwoorden. Waarom kunnen er niet in een plaats gemeenten zijn, die de accenten verschillend leggen?
Het gaat om het volle Woord van God. Een kerk die op de radikale verdorvenheid van de mens minder nadruk legt dan de Bijbel, die doet het niet goed; zij geeft aanleiding tot valse gerustheid. Een kerk die minder nadruk legt op het Evangelie en de beloften, dan de Bijbel doet, die doet het niet goed; zij hindert haar kinderen bij het ingaan in het Koninkrijk Gods.
En de grote vraag is: welk uitgangspunt hebben we om onze kerkelijke roeping te verstaan. Dat beheerst ook onze beoordeling van elkaar. En dan valt het me op: wanneer Dr. Arntzen met zware woorden de nieuwe theologie bestrijdt (erger dan Pelagius), dan heet dat geen fanatiek gevecht van een beroepstheoloog. Wanneer de Geref. Bond onder het Hervormde kerkedak zich afgezonderd houdt van de rest, tot in de predikantenopleiding toe, dan heet dat geen partijschap of vete. Maar als in de Geref. Kerken (vrijg.) de pennen in beweging komen om losmaking van de belijdenis te bestrijden, dan heet dat razernij der theologen. Als daar tucht wordt geoefend over dienaren des Woords, dan heet dat ketterjacht. En iedereen is er als de kippen bij om te zeggen: ze verbijten en vereten elkaar.
Ik denk dat ik het begrijp. Er is in deze tijd een uitgangspunt, dat zegt: er mag nooit een scheiding komen. Hoe men elkaar ook om de oren slaat, het mag geen gevolgen hebben voor de uiterlijke eenheid. Want dan is de liefde weg. Tuchtoefening is in strijd met de liefde. Scheiding is in strijd met de liefde. Nu, dan is het gemakkelijk om tot een oordeel te komen. Is daar een kerk waar tucht wordt geoefend, en waar scheiding voorkomt? Dan is daar geen liefde. Men ziet de gevolgen van een bepaalde strijd, en konkludeert daaruit tot: geen liefde.
Maar er staat niet in de Bijbel, dat scheiding nooit mag en dat tucht fout is. Er staat wel dat tucht geboden is, en dat scheiding soms moet, als het er om gaat Gode meer te gehoorzamen dan mensen. En wie eerlijk wil oordelen, die moet niet uitgaan van de gevolgen, maar die moet zich eens verdiepen in de oorzaken. Wat staat er in die kerk op het spel. Wat probeert men daar vast te houden. Moeten we dat vasthouden van Godswege, of vindt God het wel goed als dat losgelaten wordt.
Het is een wat moeizame weg, om zo tot een oordeel te komen. Men zal wat dieper moeten graven. En het zal alleen zin hebben, wanneer al die vragen beantwoord worden, uit het geschreven Woord van God.
Ds. Hegger, ik ben u dankbaar voor de gedachtenwisseling, die u mij toegestaan hebt. Mijn bede is, dat ons gebrekkige werk door de Here gezegend zal worden.
NABESCHOUWING
Na die prachtige uiteenzetting van Ds. Dekker over de levende trouw aan Gods Woord kun je alleen maar verzuchten: Wat jammer, dat wij die niet tot zijn kerk behoren, niet bij hem aan het Heilig Avondmaal kunnen aanzitten. Hij zal ongetwijfeld op vertroostende wijze de diepe zin van dit heilige teken en zegel van Gods verbond kunnen verkondigen.
Maar het kan niet! Artikel zoveel van de Dordtse Kerkorde, geïnterpreteerd volgens synode-uitspraak van toen en toen, zegt: Nee, tenzij je eerst je eigen kerk verlaat en lid wordt van de gemeente van Ds Dekker. Voordat je dat gedaan hebt, kun je zelfs niet als gast aan het Avondmaal des Heren aldaar deelnemen. Ik kan nog steeds niet inzien, dat de Here Zelf ook achter die uitsluiting staat, hoezeer de argumenten van Ds. D. schijnen te kloppen als een bus.
Vervolgens: het spijt me dat sommige lezers blijkbaar enigszins bitter tegen Ds. D. gereageerd hebben. Ze bewijzen daarmee dat ook in hun harten de liefde zoek is. Nee, ik heb het niet bedoeld als slaande op de gereformeerde kerk vrijgemaakt alleen. Ieder die een beetje de situatie in onze gereformeerde kerk synodaal volgt, weet dat het ook daar spant en dat velen daar tegenover elkaar staan, en heus niet uit heilige verontwaardiging, maar uit een pogirig tot persoonlijke gelijkhebberij. Tenslotte: Ik weet dat ik uit naam van vele lezers spreek, wanneer ik Ds. Dekker thans heel hartelijk dank voor de inhoud en de wijze van gedachtenwisseling. Het was een gesprek rondom de Bijbel en dat doet je altijd goed.
Deze gedachten-wisseling heeft ook enkele zaken duidelijk gemaakt. Het voornaamste is wel, dacht ik, dat Ds. D. helder heeft aangetoond, dat we het onderscheid tussen zichtbare en onzichtbare kerk voor goed moeten laten schieten.
Ds. Dekker, broeder in Christus, wij hopen dat we u nog meerdere keren als gesprekspartner in ons blad zullen tegenkomen. Wij bidden u en uw gemeente in Capelle a. d. IJssel Gods rijkste zegen toe. Moge Gods Geest u allen vervullen met Zijn vuur en Zijn kracht tot zegen ook van velen in Nederland.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1971
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1971
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
