IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Gesprekken over het gebed

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gesprekken over het gebed

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Silvia Silverton: „Hoe kunnen we de angst voor de mislukking uit ons leven wegbannen, vooral als wij reeds meerdere keren gefaald hebben? Die angst verhindert ons om ons helemaal aan onze huidige opdracht te geven. Hoe kunnen wij loskomen van allerlei bezorgdheid en al onze bekommernissen op Hem werpen?"

Silvia had deze twee vragen afzonderlijk gesteld, maar ik meen dat ze eigenlijk bij elkaar horen.

Ik wilde er graag dit op antwoorden. Allereerst moeten we voor ogen houden dat deze vraag een zielkundig en een religieus aspekt heeft, zodat er een antwoord op gegeven moet worden vanuit de zielkunde en vanuit het geloof.

Minderwaardigheidsgevoel en geldingsdrang

De angst voor de mislukking komt voort uit de diepten van onze ziel. De Schepper heeft in ons een drang gelegd tot geestelijke zelfhandhaving. Op zichzelf is deze drang helemaal niet zondig. Integendeel, omdat ze rechtstreeks uit de hand van onze Maker komt, heeft God daar ook Zijn eigen bedoelingen mee.

Uit deze drang tot geestelijke handhaving van onszelf komt voort het gezonde eergevoel, zelfrespekt, verlangen om iets waardevols te presteren. Het is de prikkel tot de kuituur, tot het volbrengen van de opdracht: „Vervult de aarde en onderwerpt haar" (Gen. 1:28).

Maar zoals alle mooie dingen in ons, zo is ook deze drang naar geestelijke zelf-handhaving aangetast door de zonde. Bij elk mens wordt die drang misvormd tot minderwaardigheidsgevoel en geldingsdrang.

Normaal zou zijn, dat wij altijd weer opnieuw iets proberen, wanneer we het beoogde resultaat niet hebben bereikt. Het gaat immers niet om onze eer die we daarbij zouden inoogsten; het gaat zelfs niet eens direkt om het resultaat zelf.

Wij hebben de opdracht gekregen om de aarde te onderwerpen (Gen. 1:28) En ook al is deze opdracht gewijzigd sinds de zondeval, daar wij als gelovigen thans vreemdelingen en bijwoners zijn geworden op deze aarde en naar een beter, namelijk een hemels, vaderland verlangen (zie Hebr. 11:13-15), toch vraagt de liefde tot de naaste van ons dat wij proberen zoveel mogelijk uit de schatten van Gods schepping naar voren te halen om daarmee de armoede in deze wereld te bestrijden.

Maar vanwege de zondige struktuur van onze samenleving gaan wij elke mislukking ervaren als een persoonlijk minderworden, als een vernedering. Bij iedere nieuwe mislukking wordt dat gevoel van vernedering sterker. Dat kan dan uitgroeien tot een algemeen minderwaardigheidsgevoel, dat zeer pijnlijk is en als een zware last op onze ziel drukt. We durven dan steeds minder te wagen, want we zijn zo ontzettend bang voor de vernedering. Die vernedering wordt bij sommigen bijna als in doodsangst beleefd. Ze verlamt de mens. Ze remt hem in al zijn daden.

Van de andere kant ontstaat een verlangen om je te laten gelden, om toch iets te betekenen bij de anderen. Maar men probeert dat dan niet meer langs de aangewezen weg nl. van de prestatie, van het doen van iets dat nuttig is voor de anderen, voor de gemeenschap, maar op allerlei andere wijzen. Men probeert de aandacht op zich te trekken door te pochen, door ijdelheid, door ziekten, door luiheid, zelfs eventueel door de misdaad.

Het ligt niet in de lijn van ons blad om op dit psychologisch aspekt verder in te gaan. Maar ik moest het toch even vermelden voor de volledigheid.

De vos en de raaf

Een enorm belangrijke waarheid die ons helpt om los te komen van minder- of méérderwaardigheidsgevoel, is: Het oordeel van onze medemensen maakt ons niet méér of minder.

Iemand kan u zitten verheerlijken, tot u ervan bloost. Uw eigenlijke waarde stijgt daar op geen enkele wijze door. Denkt u maar aan de fabel van de vos en de raaf. De vos stond hoog op te geven van het zangtalent van de raaf, maar toen de vogel opnieuw zijn bek opende, had dat alleen maar tot gevolg, dat het stuk kaas naar beneden viel en lekker door de vos werd opgepeuzeld. Het geluid dat de raaf voortbracht, was nog even krasserig als tevoren.

Maar evenzeer is het volgende waar. Uw buren, uw vrienden, heel uw dorp, zien ineens minachtend op u neer. Ze trekken de neus voor u op. Ja, het heeft zelfs in de krant gestaan, hoe dwaas u zoudt zijn, hoe gemeen, hoe slecht. Ook radio en t.v. hebben op u zitten te hakken. Het is voor u om door de grond te zakken van schaamte.

Maar als de reden waarom men u is gaan minachten, onjuist is, dan wordt u geen moment minder door al die minachting van de anderen. U blijft wat u werkelijk bent. Het oordeel van de medemensen verandert niets aan uw eigenlijke waarde.

Gods oordeel bepaalt onze waarde

Wat bepaalt dan uw eigenlijke waarde? In eerste instantie zou ik kunnen zeggen: De waarheid bepaalt uw waarde. U bent slechts waard wat u in werkelijkheid waard bent.

Als men van u beweert, dat u een geweldig dichter, schilder, zanger, denker, technicus, schrijver, organisator of wat dan ook bent, of wanneer men beweert dat u alleen maar een rijmelaar, een prulschilder, een warhoofd of in het algemeen een talentloos iemand bent, daar hoeft u zich niets van aan te trekken, want u bent slechts wat u werkelijk bent en niet wat anderen met uw woorden of gedachten van u maken.

Maar als we verder en dieper gaan, zullen we het zo moeten zeggen: Het oordeel van onze medemensen maakt ons niet méér noch minder; Gods oordeel alleen bepaalt onze eigenlijke waarde.

Waarom? Omdat Gods oordeel volkomen overeenstemt met de werkelijkheid. Zijn oordeel is volmaakt, is helder, is scheppend.

Gods welbehagen over ons

En hoe luidt het oordeel Gods over ons? Dat hangt er geheel van af, of wij door het geloof en door bekering één zijn geworden met Zijn Zoon Jezus Christus. Buiten Jezus Christus moet Gods oordeel over ons een absolute veroordeling zijn; een vonnis, waarin Hij ons vervloekt en verwenst naar het eeuwige onuitblusbare vuur. Dat geldt voor elk mens, niemand uitgezonderd.

Maar wanneer wij onze zondigheid en de rechtmatigheid van dit eeuwige doodsvonnis over ons hebben erkend en door Gods Geest ertoe gebracht zijn om ons vertrouwen te stellen in Jezus Christus als onze enige en volkomen Zaligmaker, dan luidt het oordeel van God over ons: „Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Wie ik Mijn welbehagen heb" (Matth. 3:17), want het welbehagen van God over het Hoofd, Jezus Christus, strekt zich dan ook uit over de ledematen van het Lichaam van Christus, de gelovigen. En God zal dan ook eenmaal dat oordeel omzetten in deze konkrete waardering: „Komt gij, gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk dat u bereid is van de grondlegging der wereld" (Matth. 25:34).

Uw dag als dienst aan God

Als u zich daar goed van doordringt, dan kunt u leren om langzamerhand enigszins los te komen van het oordeel van andere mensen. U zult dan niet meer zo bang zijn voor de mislukking en evenmin zo hartstochtelijk meer uitzien naar de lofprijzing van de anderen. U weet dan immers dat ons leven slechts dienstbaarheid moet zijn. De Here geeft ons de opdracht om gestalte te geven aan de liefde in haar hele vorm. Dat proberen we dan te doen. Rustig, zonder gejaagdheid, niet jachtend naar succes.

Zo begint u elke morgen de dag samen met God. Uw arbeid is dan tegelijk de wijding van uw leven. Alles wat u doet, is dan dienst aan Hem. Zo geven wij gehoor aan de oproep van Paulus: „Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst" (Rom. 12:1).

Denk aan de vaste grond

Dan komt u er ook toe om al uw bekommernissen op de Here te werpen. Het is toch immers niet uw eigen zaak, uw eigen eer, waarvoor u strijdt. U bent immers in Zijn dienst en dan zal Hij wel voor u zorgen. Hij maakt ons vertrouwen nooit beschaamd.

Maar wel moet ik er dan weer op wijzen, dat wij dit vertrouwen op God slechts mogen hebben, steunend op het werk van Christus. Zodra wij ook maar enigszins op God gaan vertrouwen, omdat we toch „zo goed en vroom" leven, halen we de grond van het vertrouwen weg.

En dan komt op de duur toch de onrust naar boven. De duivel zal daar zeker gebruik van maken om ons in sombere ogenblikken ons zondige leven voor te houden. Dan zal hij ons tot mismoedigheid brengen en ons influisteren: Dacht je nu werkelijk, dat je op de volstrekt heilige God zou mogen vertrouwen op grond van jouw daden, waar de zelfzucht voortdurend om de hoek komt kijken?

Als wij echter geleerd hebben om alleen op God te vertrouwen op grond van de verdiensten van Jezus Christus die ons om niet worden toegerekend, dan kunnen wij de duivel en ons eigen geweten, wanneer dat ons aanklaagt, voorhouden, dat de grond van ons vertrouwen juist niet in onszelf, maar in Jezus Christus ligt.

Geniet van de rust in God

Heerlijk is zulk een vertrouwen! Je kunt dan zingend door het leven gaan. Niets kan je dan nog deren, want je weet je voor altijd veilig bij de God van het Verbond, de Vader van onze Here Jezus Christus.

Het is dan een vreugde voor je om altijd weer dat vertrouwen in Hem uit te spreken. Je weet dan immers dat je God daardoor verheerlijkt, dat je de zending van Zijn Zoon daardoor groot maakt.

Bid om de gave van dit vertrouwen. Bid om de genade van deze rust in Jezus Christus. Geef u volstrekt aan Hem over en zing van Zijn macht, van Zijn liefde en wees eeuwig blij.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Gesprekken over het gebed

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's