IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Veroordeling van het semipelagianisme

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veroordeling van het semipelagianisme

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het tweede concilie van Orange, dat in 529 gehouden werd, heeft het semipelagianisme veroordeeld. Het is zeer jammer, dat later toch weer de sporen van het pelagianisme opgedoken zijn en in het concilie van Trente officieel zijn gesanktioneerd. Het leek ons goed hieronder een vertaling te laten volgen van de uitspraken van dat concilie van Orange. Dan kunt u zien, hoe dicht dat concilie bij de leer van de reformatie staat.

De vrije wil

Orange II, can. 1:

„Indien iemand beweert, dat de mens door de belediging van de overtreding van Adam niet in zijn geheel, d.w.z. naar lichaam en ziel, verslechterd is, maar dat de vrijheid van zijn ziel onaangetast is gebleven en slechts zijn lichaam onderhevig is geworden aan het bederf, is misleid door de dwaling van Pelagius en weerspreekt de Bijbel, die zegt: „De ziel die gezondigd heeft, zal zelf sterven" (Ez. 18:20) en: „Weet gij niet dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven?" (Rom. 6:16) en: „Door wie men overmeesterd is, diens slaaf is men" (2 Petr. 2:19)."

Hier wordt dus de protestantse leer van het totale bederf van de gehele mens geleerd. Deze leer is echter verworpen door Trente: „Indien iemand beweert dat de vrije wil van de mens na de zonde van Adam verdwenen is en uitgedoofd, of dat die vrije wil slechts in naam bestaat, zonder dat daaraan een werkelijkheid beantwoordt, of dat die vrije wil een verzinsel is, dat door de satan in de kerk is ingedrongen, die zij vervloekt" (Zesde zitting can. 5).

De erfzonde

Orange 11, can. 2:

„Indien iemand beweert dat de overtreding van Adam alleen hemzelf schade heeft berokkend en niet eveneens zijn nakroost, of dat slechts de dood die een straf is op de zonde, maar niet de zonde zelf die de dood van de ziel is, door één mens is overgegaan op heel het menselijk geslacht, doet onrecht aan God, want hij weerspreekt de Apostel, die zegt: „Door één mens is de zonde in de wereld getreden, en door de zonde de dood, en zo is de dood overgegaan op alle mensen, omdat allen gezondigd hebben" (Rom. 5:12)."

Deze uitspraak wordt letterlijk overgenomen door het concilie van Trente (vijfde zitting can. 2) en is door de officiële r.-k. kerk nog steeds gehandhaafd. Deze leer wordt echter ontkend door de Nieuwe Katechismus: „Wij hoeven dus niet een bijzondere betekenis toe te kennen aan een eerste zonde" (p. 309).

Zeer bedroevend is dat prof. Kuitert, hoogleraar aan de Vrije Universiteit, uitgaande van de gereformeerde kerken, die tot voor kort als een bolwerk van orthodoxie in Nederland golden, zelfs het historisch bestaan van Adam en Eva ontkent („Verstaat gij wat gij leest?" p. 76) en dus vanzelfsprekend ook de leer over de erfzonde, zoals die in Orange werd beleden.

De genade

Orange II, can. 3:

„Indien iemand beweert dat de genade van God op grond van het gebed van de mens wordt medegedeeld, en niet dat het juist de genade is die ons ertoe brengt te bidden om de genade, weerspreekt de profeet Jesaja, alsook de Apostel die zegt: „Ik ben gevonden door wie Mij niet zochten. Ik ben openbaar geworden aan wie naar Mij niet vroegen" (Rom. 10:20; vgl. Jes. 65:1)."

Deze stelling is gedeeltelijk overgenomen door Trente, zesde zitting can. 3 en gedeeltelijk teruggenomen door can. 32 van dezelfde zitting. Bovendien zegt Trente in can. 4, dat de mens zich tot de rechtvaardigmaking kan voorbereiden en disponeren. Wij menen dat ook deze uitspraak ingaat tegen de visie van Orange en tegen de leer van de Bijbel.

Orange II, can. 4:

„Indien iemand beweert, dat onze wil moet uitzien naar God opdat wij van onze zonden gereinigd worden, en niet erkent dat het feit dat wij gereinigd willen worden, bewerkt is door de uitstorting en de inwerking van de Heilige Geest, weerstaat de Heilige Geest die door Salomo zegt: „De wil wordt dooide Here voorbereid" (Spr. 8:35 LXX), en ook de Apostel die zo weldadig verkondigt: „Want God is het die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt" (Fil. 2:13)."

Orange II, can. 5: „Indien iemand beweert dat zowel vermeerdering als begin van het geloof alsook de geloofshouding zelf, waardoor wij geloven in Hem die de goddeloze rechtvaardigt, en tot de wedergeboorte van de heilige Doop komen, niet tot stand wordt gebracht door de gave van de genade, d.w.z. door de beademing van de Heilige Geest, die onze wil omvormt van het ongeloof naar het geloof, van de goddeloosheid naar de godsvrucht, maar dat dit alles van nature in ons aanwezig is, toont zich een tegenstander van de apostolische leer, want de zalige Paulus zegt: „Wij vertrouwen, dat degene die in u een goed werk is begonnen, dit ook zal voltooien tot de dag van Christus Jezus" (Fil. 1:6); en: „Want aan u is de genade verleend, voor Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden" (Fil 1:29) en: „Door genade zijt gij zalig geworden, en dat niet uit uzelf: het is immers een gave van God" (Ef. 2:8). Immers degenen die beweren dat het geloof waardoor wij in God geloven, natuurlijk is, beweren daardoor dat allen die buiten de Kerk van Christus staan, op een of andere manier gelovigen zijn. (Vgl. Augustinus)".

Deze stelling van Orange is weersproken door can. 32 van de zesde zitting van Trente, waar beweerd wordt dat de mens de vermeerdering van de genade waarlijk kan verdienen.

Onmacht van de mens

Orange II, can. 6:

„Indien iemand beweert dat zonder Gods genade van Godswege barmhartigheid geschonken wordt aan ons, wanneer wij geloven, willen, verlangen, proberen, ons inspannen, bidden, ons best doen, erom vragen, ernaar zoeken of erom aankloppen, en dat het niet is door de instorting en de beademing van de Heilige Geest, dat wij geloven, willen en al die andere dingen doen zoals het behoort; of indien iemand aan de nederigheid en de gehoorzaamheid van de mens de hulp van de genade toevoegt, en niet erkent dat het een gave van de genade zelf is, waardoor wij nederig en gehoorzaam zijn,dan weerstaat hij aan de Apostel die zegt: „Wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen?" (1 Kor. 4:7) en: „Door de genade Gods ben ik wat ik ben" (1 Kor. 15:10; vgl. St. Aug. en St. Prosper Aquit)".

Can. 7: „Indien iemand beweert, dat men met de krachten van de natuur naar behoren iets goeds kan bedenken of kiezen, dat tot de zaligheid van het eeuwige leven dient, of zijn instemming kan betonen met de evangelische heilsprediking, zonder de verlichting en de beademing van de Heilige Geest die aan allen de zoetheid schenkt bij de instemming met en het geloof in de waarheid, dan wordt hij misleid door een ketterse geest en hij begrijpt niet de stem van God, die in het Evangelie zegt: „Zonder Mij kunt gij niets doen" (Joh. 15:5) en dit woord van de Apostel: „Niet dat wij van onszeive bekwaam zijn iets te denken als uit onszelve; maar onze bekwaamheid is uit God" (2 Cor. 3:5, vgl. St. Aug.)".

De geest van Orange II

Wij zouden nog meer uitspraken van dit concilie kunnen aanhalen; ze ademen allemaal dezelfde geest: De mens is uit zichzelf dood en kan niets doen om tot geestelijk leven te komen. Zodra hij iets in deze richting doet, bijvoorbeeld ernaar verlangen, erom bidden, dan is dat reeds als gevolg van de inwerking van de Heilige Geest.

Dit concilie is zelfs bijbelser dan heel wat arminiaanse uitingen, die men hier en daar ook in protestantse kringen kan beluisteren. Het wordt daar wel eens zó voorgesteld: J e bekeren kun je natuurlijk niet uit jezelf; daarvoor is de genade nodig; maar j e kunt er althans voor bidden. En men vergeet, dat wij uit onszelf niet eens kunnen bidden om de bekering en dat wij van nature helemaal niet verlangen naar bekering, maar niets liever doen dan maar midden in de dood blijven liggen.

Wat is het dan toch ontzettend jammer, dat de r.-k. kerk toch weer tot het semipelagianisme is afgezakt. Dat is subtiel gebeurd, vooral langs het gezegde: „Aan degene die doet wat in zijn vermogen is, zal God de genade niet weigeren". Men heeft niet willen zeggen: God geeft iemand de genade op grond van het feit, dat hij doet wat in zijn vermogen is. Dan zou men al te duidelijk in strijd komen met Orange II. Maar deze semipelagiaanse geest is in dit gezegde duidelijk te onderkennen en heeft dan ook verwoestend ingewerkt op het geestelijk leven in de r.-k. kerk.

Jammer, ontzettend jammer, want de verkondiging van de volstrekt soevereine genade van de uitverkiezende God is de enige bron van waarachtig geestelijk leven. Elk bijmengsel van menselijke medeoorzakelijkheid vertroebelt het levende, eeuwige water, dat Christus om niet wil uitdelen aan hen die geroepen zijn en tot bekering kwamen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Veroordeling van het semipelagianisme

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's