KINDEREN GODS VOOR DE TV?
„ Ik wilde u graag iets vragen-en de alwetende God ziet mijn hart en weet, dat ik u schrijf als tot een broeder in Christus uit alle liefde van mijn hart, voorzover ik mezelf kennen mag, Ik zal maar dadelijk schrijven: de tevee zit mij dwars.
U schreef in het septembernummer, dat u graag voor de NCRV uitleg had gegeven over het celibaat. Kijk, ds Hegger, daar ben ik van geschrokken. Kan zo iets als kind van God, een kind dat de zonde haat, dat de dingen zoekt die boven zijn, waar Christus is; een kind dat verlangt om bij God te zijn, bij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, verlost van de zonde en ongerechtigheden; een kind dat een nieuw vaderland zoekt. Hoe kan zulk een kind Gods een ding in huis halen dat zoveel uitzendt dat tegen Gods wil ingaat, waar God van walgt. Ik noem maar iets: dansen, filmen, toneel waar met God geen rekening wordt gehouden. Wat ons als de heilige tien geboden is overgeleverd, wordt daar met voeten getreden, vertrapt. Hoe kannen we zitten te kijken-als kinderen Gods-naar al die echtbreuk, moord, overvallen?
Ja maar, zo zegt men misschien: Ik neem alleen maar de goeie stukken en het nieuws.
En onze kinderen dan? Zij groeien er bij op en zullen zij dat onderscheid blijven zien? Is het zo ook niet met de radio? Waar blijft de gezelligheid, de samenspraak met de kinderen? Wat blijft er over van de zondag, als we zoveel mogelijk doen waar we zelf zin in hebben? Een keer naar de kerk en verder? En, en een hele goeie dominee voor de tevee, zegt men heel vroom, of voor de radio. Vroeger geloofde ik dat nooit. Nu zou je het wel bijna moeten geloven, omdat er ook kinderen Gods voor spreken. En dan na die goeie dominee de voetbal. Waarom zou dat niet mogen? En dan daarna nog een echt leerzaam en vooral christelijk stuk en men is klaar met de zondag.
Wat in de wereld was te halen, kan men nu thuis krijgen. Waar is het onderscheid tussen Baal en God, tussen wie Hem dient en wie Hem niet dient? Is dat christelijk Nederland?"
Rijssen
ONS ANTWOORD
In de eerste plaats dit: Ik meen dat ieder kind Gods zich één kan voelen met de geest die uit deze regels spreekt. Je bespeurt de kracht van Gods Geest achter deze woorden. En ik dacht aan de woorden van Paulus: „Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Ghristus de gemeente heeft liefgehad en Zichzelf voor haar heeft overgegeven, opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord" (Ef. 5:25-26). En ik hoorde in mijn gedachten het heldere klateren van het water dat achter in de tuin van ons klooster in Floresta (Brazilië) uit een bron opborrelde. Het kwam van hoog tegen de rots en werd dan lager opgevangen om het klooster te voorzien van voldoende water.
Zo is het Woord Gods. Wanneer je daarin intreedt, reinigt het je. Het laat je duidelijk de vlekken zien, waarmee je besmet bent, vlekken van je eigen zondigheid, vlekken door de aanraking met de wereld.
De mennonieten in Canada
Ik moest ook denken aan de mennonieten in Canada. Je hebt daar mennonieten van een heel strenge richting. Ze willen niets te maken hebben met de vooruitgang. Ze hebben geen elektriciteit, geen auto's, niets. Bij hun kerken is er geen parkeerterrein voor auto's, maar een sralling voor de paarden, want ze komen met rijtuigen naar de kerk. Ze zijn helemaal in het zwart gekleed, 's zondags en door de week. Ze dragen geen enkel sieraad.
Toen ik in Canada was, ben ik naar zulk een nederzetting van deze strenge mennonieten gereden, in de buurt van Stratford. En ik moet zeggen, het maakte diepe indruk op mij. Was het mijn vroegere kloosterideaal dat weer boven kwam? Ik weet het niet. Ik dacht: Wat moet het heerlijk zijn om zo ver weg van die wereld te leven, sober, streng, met niets wat je afleidt van God. Als alles in je persoonlijke leven en in het leven van de gemeenschap waarvan je deel uitmaakt, wijst op het vergankelijke van dit aardse en op de Eeuwige Vader die ons wacht.
De wereld ligt in het boze
In deze brief van br. Voortman proefde ik weer iets van diezelfde stilte, die strakke soberheid, dat bewustzijn van eigen zondigheid en daarmee ook van de gevaren die ons voortdurend omringen. Ik denk aan de woorden van Johannes: „Wij weten dat wij uit God zijn en dat de gehele wereld ligt in het boze" (1 Joh. 5:19).
En ik ben blij met dit geluid. Het is goed dat zij die nog geen tevee hebben, dit ernstig overdenken en zij die het reeds hebben aangeschaft, zullen er door gewaarschuwd zijn: Hoe gemakkelijk treedt de wereld met haar verleidingen en besmettingen via de tevee onze huiskamers en onize harten binnen, en...... de harten van onze kinderen.
Twee aparte vragen
Toch moeten we onderscheid maken tussen de vraag of het juist is om tevee in huis te hebben, en de vraag of het juist is voor de tevee te spreken. Dit zijn twee aparte vragen, die wel ergens met elkaar verband houden, maar toch niet geheel samenvallen.
Laat ik maar eens een voorbeeld nemen. Paulus aanvaardde ook de uitnodiging om op de Areopaag te spreken. En dat terwijl op deze berg van Athene allerlei filosofen de meest godslasterlijke dingen verkondigden. Het was een plaats van nietsniutterij: „Die van Athene nu allen, en de vreemdelingen die zich daar ophielden, besteedden hun tijd tot niets anders dan om wat nieuws te zeggen en te horen" (Hand. 17:21).
Merkwaardig is ook dat Paulus een vers aanhaalt van een van de heidense dichters: „Want wij zijn ook Zijn geslacht" (Hand. 17:28). We zullen wel moeten aannemen dat die dichter geheel heidens was in zijn denken. Vermoedelijk heeft hij die woorden bedoeld in half-pantheïstische zin, in elk geval heeft hij daarmee niet hetzelfde willen zeggen als Paulus.
Het is dus duidelijk dat Paulus deze heidense wereld volkomen tegemoettreedt, zelfs tot in hun dichters.
Spreken vanuit de Areopaag?
En nu is de vraag: Moeten wij dat ook niet proberen? Mogen wij ons opsluiten in ons eigen kringetje of zijn wij niet veeleer geroepen om, evenals Paulus, zoveel in ons vermogen is en naar gelang de roeping die de Here ons geeft, uit te gaan naar de ander en hem de boodschap te verkondigen van bekering, van verbrokenheid des harten en van vreugde om het heil in Jezus Christus? En geeft ook Christus zelf niet het voorbeeld van de goede herder, die het éne verloren schaap gaat zoeken in de wildernis, de wildernis met al haar gevaren van roofdieren en van rotskloven, beeld ook van de wereld waar de duivel als een briesende leeuw in rondgaat, zoekende wie hij kan verslinden?
Ieder naar zijn roeping
Voordat Paulus in Ef. 4 de verschillende roepingen gaat beschrijven-tot apostel, profeet, evangelist, herder en leraar, zegt hij: „Maar aan een ieder van ons is de genade gegeven, naar de mate van de gave van Christus" (vs. 7). Dat wil dus zeggen, dat wij genade krijgen naar gelang wij een roeping van de Here ontvangen hebben. („Genade" zullen we hier moeten verstaan als de gunst van God die zich uit in de bijstand en de kracht om onze roeping naar behoren te vervullen.)
Paulus kon er dus zeker van zijn, dat de Here hem zou vrijwaren voor de gevaren van heidense besmetting, mits hij maar gelovig deze vrijwaring als een loutere gunst van God zou blijven verwachten. Zo mogen ook wij zeker zijn van Gods bijstand, indien wij aldus gelovig onze roeping beleven.
Wat is MIJN roeping?
De grote vraag blijft dan: Hoe weten wij wat onze roeping is? We zullen dat slechts te weten kunnen komen door onszelf te spiegelen in Gods Woord, door in voortdurend gebed de Here naar Zijn wil te vragen, door daarover van gedachten te wisselen met de broeders en zusters.
Sommigen maken zich gemakkelijk af van de vraag omtrent de roeping. Ze beweren: je roeping is datgene waartoe de kerk je roept. Protestanten die dat zeggen, zagen zo de tak door waarop ze zelf rusten. Rome heeft immers destijds ook aan Luther de opdracht gegeven: Blijf in de kerk en houd verder je mond. Hij wist echter dat deze roeping van de r.k. kerk in strijd was met de roeping Gods die hij in zijn hart voelde. Gehoorzaam zijn aan de roeping van de kerk zou voor Luther betekend hebben: ongehoorzaam zijn aan de roeping van God.
Roeping tot waarschuwen
Maar ik kom nu weer terug op dit konkrete geval van de tevee. Zou het niet kunnen zijn dat ook op dit gebied een verschillende roeping bestaat? U hebt wellicht de roeping om u geheel van die tevee te onthouden, misschien heeft heel uw gemeente wel die roeping,-om aldus een levende waarschuwing te zijn tegen de gevaren van de tevee. Zoals misschien de mennonieten van Canada en de U.S.A. de roeping hebben om te waarschuwen tegen allerlei andere gevaren van de vooruitgang op technisch gebied. En wij zouden tegen uw roeping, en zo tegen de wasdom van de volheid van het Lichaam van Christus (Ef. 4:13), misdoen, als wij uw waarschuwing in ons blad niet zouden willen doorgeven, of er niet ernstig naar zouden willen luisteren.
Roeping tot getuigden
Maar zou het niet onze roeping kunnen zijn om te proberen door te dringen tot de tevee en langs deze weg, als vanaf een Areopaag, de mensen toe te roepen: „God dan, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, verkondigt nu, alle mensen dat zij zich bekeren" (Hand. 17:30)? Mogen wij wel de mensen in onwetendheid laten, zodat ze een voorwendsel kunnen hebben om zich niet te bekeren tot de levende God en Vader van onze Here Jezus Christus?
Bestrijding van eenzijdigheid
En om het nog meer toe te passen op ons werk: In „Kenmerk", een teveerubriek die verzorgd wordt door de r.k. kerk en de meeste protestantse kerken, kon rustig ex-dominee H. v.d. Linden verkondigen waarom hij rooms katholiek is geworden en zich priester heeft laten wijden. Deze protestantse omroepverenigingen die medewerken aan het optreden van ex-dominees die r.k. zijn geworden, laten echter geen ex-priester toe om te getuigen van de rijkdom van genade die hij heeft gevonden in het Evangelie zoals dat door de reformatie werd herontdekt. En op 31 oktober herdachten NCRV en KRO, predikanten en priesters, samen het 450-jarig bestaan van de reformatie.
Deze eenzijdigheid, dit binnenhalen van priesters en ex-dominees en het gelijktijdig weren van ex-priesters die gelovig protestant zijn geworden, moet toch aan zoekende rooms katholieken een onjuist beeld geven. Dit is oorzaak dat zij misleid worden. En moeten wij daar dan maar in berusten?
Berusten of strijden voor Gods Koninkrijk?
En dan over het algemeen: Er is geen enkele omroepvereniging op dit moment, - althans dat is mijn persoonlijke overtuiging -, waarvan je ieder met een gerust hart kunt adviseren om ernaar te luisteren. Wereldsgezindheid en Bijbelkritiek zijn overal doorgedrongen. Maar moeten we daar dan in berusten? Moeten we niet ijveren, dat er althans één omroepvereniging is (bv. de NCRV of de Evangelische Omroep) waarvan je redelijk zeker kunt zijn dat de uitzendingen geen gevaar betekenen voor je gezin? Een omroepvereniging die in haar uitzendingen krachtig de boodschap van bekering laat doorklinken, die niet schipperen wil met het Woord Gods en die achter Christus aan wil gaan en het wil verdragen dat ze niet in de gunst van de wereld zal staan, maar door de wereld versmaad wordt evenals dat met onze Meester is gebeurd?
„Doet aan de gehele wapenrusting Gods!" „En neemt de helm der zaligheid en het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods woord" (Ef. 6:11, 17).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1967
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1967
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
