IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

EN HOE IS HET BIJ DE PROTESTANT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EN HOE IS HET BIJ DE PROTESTANT

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het tijdschrift „Vrijspraak" van dec. 1981 heeft als thema op de voorpagina staan: „De dood van het protestantisme". „Vrijspraak" is „een tijdschrift voor het herstel van het geloof in de Schriften en gewijd aan: Gerechtigheid door het geloof; de Schrift alleen; het priesterschap van alle gelovigen". Gratis verkrijgbaar Postbus 25, 9530 AA Borger.

Het eerste artikel draagt tot titel „De geest van het protestantisme". Ek citeer: „Het protestantse beginsel… is het profetische oordeel over alle religieuze hoogmoed, kerkelijke arrogantie en wereldse zelfgenoegzaamheid en over de ontbindende gevolgen daarvan". En verder:

„De 16e eeuwse hervorming betekende een uitbarsting van de christelijke geest der profetie. Deze was eeuwenlang onderdrukt en kwam nu vrij. De kerkelijke hiërarchie had zich verhard tegen de verwijten van haar kritici en had zich ongevoelig getoond voor enige vorm van inwendige kritiek. Het Woord was gebonden aan het kerkelijke gezag, maar nu rukte het zich los en sprak met zulk een profetische kracht dat de hele christenheid op haar grondvesten schudde en het de loop van de geschiedenis omboog."

Verwording

Op protestantse bodem, heel spoedig na Luthers uitspraak over het priesterschap van alle gelverscheen een quasi-priesterschap van de orthodoxe leer, even arrogant als het sacrpriesterschap van de roomse kerk.

Protestanten zijn net als alle andere mensen schuldig aan het breidelen van de profetische gee proces begon overigens, zoals zo vaak romantisch wordt gedacht, niet pas nadat de hervwaren gestorven. Ook Luther werd, ouder geworden, steeds onverdraagzamer en lichtgeHij verliet geleidelijk zijn revolutionaire visie op het priesterschap van alle gelovigen, zeallerlei wanordelijkheden in Wittenberg.

En binnen het klassieke protestantisme werden verouderde tradities vaak met grote ijvgeestdrift verdedigd tegen hen die ook maar enigszins van de grote belijdenissen afweken.

De verleiding om een religieus instituut te worden met leiders die als priestersfungeren en belang hebben bij persoonlijke posities en de voortzetting van bepaalde ceremoniële vorplaats van de verkondiging van het Woord door de Geest gegeven, is blijvend. En zeker winstitutionele leven van de kerk hoog ontwikkeld is. Institutionalisme, „establishment" bureaucratie zijn vormen van bederf die het leven van ieder kerkgenootschap bedreigeMet andere woorden, protestanten lijden aan dezelfde kwaal die wij bij andere kerk waarnemen: het monddood maken van de profetische geest. Kasemann durft te zeggen: „protestantse christelijke geloof… tegenwoordig veel dichter bij een ontluikend katholbetrokken is dan het zelf denkt of bereid is te geloven." Aldus „Vrijspraak".

Ook het protestantisme is autoritair geworden

Ook Hasler constateert in zijn boek die neiging van protestantse kerkleiders om te vechten voor de handhaving en, indien mogelijk, de uitbreiding van hun macht. Hij schrijft:

Het dogma der onfeilbaarheid vormt ondanks alles een der grootste problemen voor de vernieuwing der kerk en voor de oecumenische beweging. In laatste instantie gaat het echter om de strijd tussede geest van de autoriteit en de geest der vrijheid. Daarom is de opwinding onder de katholieken zo goed te begrijpen. Dezen zien het gevaar voor het gezag maar daardoor ook voor de grond van hun innerlijke eigen zekerheid. Zelfsprotestanten kan dit onderzoek van mij daarom tegenwoordig heel vervelend toeschijnen, zoals Harding Meyer in de „Lutherische Rundschau" betoogde. In de laatste tijd kan men dikwijls het verschijnsel waarnemen, dat de kerken elkaar steunen in hun autoritair stelsel.

Ik vroeg het lidmaatschap van de Ned. Herv. Kerk aan…

En nu moet ik persoonlijk worden. In IRS van sept. 1980 had ik u, lezers en lezeressen gevraagd: „Vijf jaar van twijfel en strijd heb ik moeten doormaken, voordat ik de zekerheid had dat ik de R.-K. Kerk moest verlaten; en zeven jaar, voordat ik tot de overtuiging kwam dat ik niet langer gereformeerd kon blijven. Mag ik u dan vragen mij voldoende tijd en rust te gunnen, voordat ik besluit mij weer bij een kerkverband aan te sluiten".

U hebt mij die tijd en die rust gegund en daar ben ik u dankbaar voor. Maar ik meen nu niet langer te mogen zwijgen over mijn keuze van een kerk, die ik intussen gedaan heb. Daarvoor is de band tussen u en mij als eindredakteur steeds te vertrouwelijk geweest.

Welnu - en dat zal velen verbazen - ik heb het lidmaatschap van de Ned. Hervormde Kerk aangevraagd. Ik ben tot deze keuze gekomen op verschillende gronden, maar vooral vanwege mijn visie op het verbond Gods, waardoor God Israël geheiligd heeft tot Zijn volk en daarnaast (dus niet in de plaats van Israël) ook een volk Gods uit de heidenen (Hand. 15 : 14). Op grond daarvan meen ik dat het beginsel van de kerkelijke afscheiding niet juist is en dat wij moeten terugkeren tot de kerk van Nederland, de Ned. Hervormde Kerk.

U begrijpt dat ik in IRS niet verder kan uitweiden over de bijbelse gronden voor deze visie. Ik had echter wel een boek hierover geschreven dat ik tot titel had gegeven: „Volk Gods en gemeente van Christus- Is dit een weg naar de eenheid?". Ik heb er echter geen uitgever voor kunnen vinden.

…maar het werd mij geweigerd

Het zal u waarschijnlijk nog méér verbazen dat mij het lidmaatschap van de Ned. Hervormde Gemeente te Velp geweigerd is. Waarom?

Omdat wij 's zondagsmiddags om vijf uur als een groep gelovigen samenkomen om te luisteren naar Gods Woord en om, als wij daar de behoefte aan hebben, de aanwezigheid van Christus onder ons (Mt. 18 : 20) te vieren in de tekenen van brood en wijn. Men eiste van ons de belofte dat we dit niet meer zouden doen. Op 23 april 1981 had ik het lidmaatschap aangevraagd en op 14 mei kreeg ik als antwoord dat men mij niet kon toelaten op grond van Ordonnantie 10 van de Kerkorde van de Ned. Herv. Kerk, die een dergelijk beleven van de liefdevolle aanwezigheid van Christus verbiedt.

In hoger beroep

Ik heb geantwoord dat ik dat besluit ten volle respekteer, wanneer zij gemeend hebben dat Christus van hen vroeg mij daarom uit te sluiten uit Zijn gemeente. Daar echter deze Wijkkerkeraad, die de bevoegdheid heeft daarover te beslissen, slechts uit vijf, mensen bestond en ik van oordeel was dat deze vijf niet representatief geacht konden worden voor de gehele Ned. Hervormde Kerk, ben ik in beroep gegaan bij de Commissie Gelderland voor Bezwaren en Geschillen binnen de Ned. Hervormde Kerk.

De Wijkkerkeraad heeft echter de bevoegdheid van deze commissie aangevochten om hierin te beslissen, daar ik nog geen lid ben van de Ned. Hervormde Kerk. Op grond daarvan heeft de Commissie Gelderland deze zaak verwezen naar de Generale Commissie voor de Behandeling van Bezwaren en Geschillen „met het verzoek van haar op de voet van het bepaalde in Ordonnantie 19.3.2. een beslissing te verkrijgen over de vraag of er enig, en zo ja, welk lichaam in dit geval tot oordelen bevoegd is". Die brief was gedateerd 29 oktober 1981. Sindsdien is nog geen antwoord van de Generale Commissie binnen gekomen.

Ik kan mij voorstellen dat het niet eenvoudig is om te antwoorden. Prof. Schillebeeckx heeft in zijn boek „Het kerkelijk ambt" terecht gezegd dat je pogingen om een nieuwe wijze van samenkomen van gelovigen niet direkt kerkrechtelijk op scherp moet zetten. Dan maak je experimenten onmogelijk. Het is jammer dat de Wijkkerkeraad ons deze ruimte voor het experiment niet meende te kunnen geven en aldus de Generale Commissie „voor het blok heeft gezet".

Geen kerkje binnen de kerk

In mijn boek - en ook in mijn brieven aan de Wijkkerkeraad van Velp - had ik betoogd dat er volgens mij in de Bijbel onderscheid wordt gemaakt tussen het volk Gods, waarvan soms de overgrote meerderheid uit ongelovigen kan bestaan - denk maar aan Israël dat Christus heeft afgewezen en gedood - én het lichaam van Christus (de tempel van de Heilige Geest), dat uit enkel gelovigen bestaat. Maar het volk Gods is een statische grootheid, terwijl het lichaam van Christus een dynamische grootheid is. Daarom hoeven ze ook niet met elkaar in konflikt te komen. Daarom is onze zondagse groep gelovigen ook niet een kerkje binnen de kerk. Ze heeft een heel ander karakter dan een kerkinstituut. (Nogmaals, ik kan in IRS daar niet dieper op ingaan).

Buiten gesloten

Ik kan mij voorstellen dat de Generale Commissie op strikt-kerkrechtelijke gronden tot de konklusie komt: Nee, het kan niet, tenzij onze kerkorde veranderd wordt. Dan moet en zal ik daarin -vanzelfsprekend berusten.

Maar dat betekent wél dat ik niet lid kan worden van een bestaand kerkinstituut, omdat ik het niet eens kan zijn met het beginsel van de kerkelijke afscheiding op grond van de dwalingen, die in een kerk zijn binnengeslopen, omdat namelijk volgens mij het kerkinstituut als volk Gods uit de heidenen niet een schepping is van orthodoxe mensen (waarvan de één beweert nog orthodoxer te zijn dan de ander en daarom is overgegaan tot oprichting van of aansluiting bij de zoveelste afgescheiden kerk). Maar het kerkinstituut als volk Gods is een creatie van de roepende en uitverkiezende God, die trouw blijft aan Zijn genadeverbond ondanks de ontrouw van Zijn volk (Rom. 3 : 3).

Van de andere kant kan ik ook niet dat samenkomen van gelovigen op zondagmiddag opgeven, want het doel van het genadeverbond is volgens mij dat mensen persoonlijk tot bekering en geloof in Christus komen en dat die gelovigen als een levende eenheid worden samengevoegd onder Christus als hun Hoofd. En dat betekent dat zij de liefdetekenen van Christus, het eten van het Brood en het drinken van de Wijn, samen mogen beleven.

Alleen de Schrift!?

Als wij reformatorische kerken willen zijn, dan betekent dit dat wij het Sola Scriptura willen handhaven. Maar waar staat in de Bijbel dat een kerkinstituut het recht heeft om iemand uit het volk Gods te stoten of niet tot het volk Gods toe te laten (wat in wezen hetzelfde is), wanneer iemand zich in geweten niet kan verenigen met die bepaling van dat kerkinstituut? In sommige kerken worden zelfs mensen die homosexueel samenleven, toegelaten als ambtsdragers. Hoe kunnen dan diezelfde kerken hen die vanuit hun geloof deze liefdetekenen van Christus willen beleven, uitstoten uit hun gemeenschap?

„…opdat zij één zij n" (Joh. 17 : 20 - 23)

Ik had gehoopt dat mijn boek een stimulans zou zijn geworden om over deze dingen na te denken, met name ook of we langs die weg misschien tot de eenheid van de helaas zo verschrikkelijk verdeelde christenen zouden kunnen komen. Op zondagmiddag komen bij ons gelovigen uit de volgende kerken samen: Ned. Herv., Geref. Kerk, Lutherse Kerk, Oud-Katholieke Kerk, Baptistengemeente, Pinkstergemeente én gelovigen die (nog) tot geen enkele kerk behoren. Is dat niet een voorbeeld van de eenheid boven alle kerkelijke verdeeldheid uit? Wil men dan van ons eisen dat wij deze eenheid in de levende Christus opgeven?

Wat voor zin heeft het dan dat men jaarlijks in januari de internationale bidweek voor de eenheid van de christenen houdt? Men vouwt dan de handen tot gebed om de eenheid en maakt tegelijk een vuist naar hen die het in geweten niet met onze menselijke verordeningen eens kunnen zijn om Christus' wil.

En bovendien: laten we dan een toontje lager zingen, wanneer wij de geestelij ke diktatuur van het pausdom aanklagen. Dan maken we ons als protestanten immers ook zelf daaraan schuldig.

Een mogelij kheid?

Er is nog een mogelijkheid voor de uitgave van mijn boek. Een uitgever kan pas dan economisch verantwoord een boek uitgeven, wanneer hij zo goed als zeker is dat er minstens 1000 exemplaren verkocht worden. Misschien zijn er wel lezers die reeds van te voren zouden kunnen zeggen: ik zou zulk een boek - het zal vermoedelijk ongeveer 180 bladzijden bevatten - wel aanschaffen, omdat het probleem van de verdeeldheid ook mij ter harte gaat. Schrijf mij dan a.u.b.: H. J. Hegger, Boulevard 11, 6881 HN Velp G. Een eenvoudige briefkaart is voldoende met als tekst „Ook ik wil het boek („Volk Gods en gemeente van Christus") kopen, wanneer het eventueel verschijnt".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1982

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

EN HOE IS HET BIJ DE PROTESTANT

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1982

In de Rechte Straat | 32 Pagina's