IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

WEDERGEBOREN DOOR HET WOORD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WEDERGEBOREN DOOR HET WOORD

14 minuten leestijd

Een paar korte konklusies uit deze tekst:

1. We zijn dus niet wedergeboren uit het sakrament. Doop en Avondmaal zijn bevestigingen, uitbeeldingen en bezegelingen van het Woord Gods, met name van de belofte, maar de wedergeboorte komt uit het Woord. We moeten daarom met alle beslistheid de roomse leer dat de sakramenten de genade zouden uitdelen, afwijzen, alsmede elke protestantse leer die in die richting wijst.

2. We zijn dus niet wedergeboren uit onze gelovige ouders, „niet uit vergankelijk zaad". Wel zijn de kinderen geheiligd in de gelovige ouders zoals ook de ongelovige huwelijkspartner geheiligd is in de gelovige man of vrouw (1 Kor. 7:14). Maar die heiliging is iets uitwendigs. Het is een aanspraak, die God daardoor op zo iemand legt, die nog niet tot geloof is gekomen, een aanspraak op grond van diens bijzondere houding tot de gelovige ouders of tot de gelovige huwelijkspartner. We zouden daarom in dit geval het woord „geheiligd" misschien beter kunnen weergeven met „gewijd", apart gezet voor God, tot Gods eigendom verklaard. Een driemaal wee dan ook over hen, die deze „wijding" verwerpen en niet tot bekering willen komen. Het is reeds een stuk genadige uitverkiezing, wanneer God aan iemand een gelovige huwelijkspartner of aan kinderen gelovige ouders schenkt. Het is een blijk van Gods bijzondere zorg. Des te erger zal het voor zulke mensen zijn in de dag des oordeels, wanneer zij deze „attentie" Gods veronachtzaamd hebben.

3. De Doop is het bijzondere teken van deze „wijding", deze aanspraak die God op iemand maakt. Daarom is de Doop een onderstreping van de oproep tot bekering, die we in het Woord beluisteren kunnen, voor hen die nog niet tot bekering zijn gekomen; en een vertroosting voor hen die tot bekering gekomen zijn. (Dit blijft hetzelfde of men als kind of als volwassene gedoopt is, want vanzelfsprekend kan ook een volwassene de Doop ondergaan, zonder tot echte bekering te zijn gekomen).

Hoe wedergeboren door het Woord?

We worden wedergeboren door het Woord, zegt Petrus. De vraag rijst dan meteen: hoe? Wat zegt de Bijbel over de manier, waarop wij uit het Woord worden wedergeboren?

Willen we daar een goed zicht op krijgen, dan moeten we ons eerst de vraag stellen: Wat zegt de Bijbel over de aard van Gods Woord?

We hebben daarvoor een belangrijke tekst: „Al de Schrift is van God ingegeven" (2 Tim. 3:16). In het Grieks staat hier: „theopneustos". „Theo" betekent God „pneustos" komt van pneuma, dat adem, wind of geest betekent. In Joh. 3:8 wordt het woord pneuma terecht met wind vertaald.

Dat de Schrift theopneustos is, betekent dus letterlijk dat de Schrift beademd, dus doorademd is van God. J e zou dus ook kunnen zeggen: „begeest van God", maar dat is geen Nederlands. In het Grieks heeft het echter deze beide betekenissen.

In elk geval is hiermee duidelijk dat de Schrift uit de adem of de Geest van God is voortgekomen. En dat is dan ook de oorzaak van de scheppende en herscheppende kracht van het Woord Gods.

We vinden die gedachte ook duidelijk in het Oude Testament, bijv.: „Door het Woord des Heeren zijn de hemelen gemaakt en door de Geest Zijns monds al hun heir" (ps. 33:6 — hier zou dus ook kunnen vertaald worden: „door de Adem Zijns monds").

Deze verbinding van Geest en scheppende Woord Gods vinden we al meteen in het eerste hoofdstuk van Genesis: „De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op de afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren". En dan gaat het Woord Gods aan het werk en de schepping begint. „En God zeide: Daar zij licht! en daar werd licht".

Dat lezen we dan ook in Jesaja 55:11: „Alzo zal Mijn woord dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren; maar het zal doen hetgeen Mij behaagt".

Worden als een kind

Hoe werkt dat Woord Gods herscheppend in ons? Misschien kan ik dat duidelijk maken met het voorbeeld van een kind, dat moet leren lopen. Dan plaatsen we die peuter tegen een kast of tegen de muur. En dan staat heel het gezin erom heen en juicht: „Kom maar, kom maar!". Vader of moeder houdt de handen vlak bij het kind, niet te ver weg, want dan zou het niet durven, maar ook niet zo dicht bij dat het kind de hand kan grijpen. Ja, het zou dat wel willen, want het voelt: Ik kan nog niet lopen. Het is gewend dat anderen hem een hand geven. Dan voelde het zich veilig. Maar nu … zo maar vrij lopen … griezelig, want je valt zo maar.

Maar de vriendelijkheid en de bemoediging van vader en moeder en van heel het gezin gaat als een kracht over in de ziel, maar ook in het lichaampje van de peuter. Dat woord „kom!" kan ook bars worden uitgesproken, als een commando: „Kom hier!". Dan is het hetzelfde woord: „Kom", maar geladen met een andere geest, een andere toon, die het kind alleen maar zou afschrikken.

Ja, en als het kind dan de eerste stapjes waagt, glunderend, kijkend naar de bemoedigende en vriendelijke gezichten rondom hem, dan juicht heel het gezin.

Kom!

Zo doet ook God. Ja, Hij moet ons eerst streng toespreken door het commando, door de wet. Want van nature denken wij allen, dat we uit eigen kracht naar God toe kunnen gaan. Daarom moet de Heere ons in het licht van Zijn geboden eerst onze werkelijke toestand laten zien. „Want gij zegt: Ik ben rijk en verrijkt geworden en heb geens dings gebrek; en gij weet niet dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt" (Openb. 3:17).

Maar dan, ja tegelijkertijd, volgt ook de uitnodiging: „Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen en Ik zal met hem avondmaal houden en hij met Mij" (vs. 20).

Die uitnodiging: „Kom!" vinden we ook aan het slot van de Openbaring: „En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet" (22:17).

Die uitnodiging klinkt door heel de Bijbel heen. Die lezen we ook in Jes. 55. „O, alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk!" (vs. 1).

Gods vriendelijk aangezicht

De Heere staat ook rondom ons als de Vader van het „huisgezin Gods" (zie 1 Petr. 4:17 en Ef. 2:19) en nodigt ons uit om tot Hem te komen.

Maar hoe kan dat? We kunnen immers niet naar Hem toegaan en we willen dat ten diepste ook niet.

Dat gebeurt nu juist door het herscheppende Woord van God. In die uitnodiging: „Kom!" drukt God heel Zijn vriendelijke bemoediging uit. Hij toont ons dat Hij die uitnodiging oprecht meent door ons Christus als de Gekruisigde, als de voor ons Gestorvene en Opgewekte, voor de ogen te schilderen (Gal. 3:1). Hij bevestigt de ernst van Zijn uitnodiging in Doop en Avondmaal.

Wilt u een voorbeeld uit de Bijbel, hoe God een mens leert lopen? Lees dan bv. eens Markus 2:1-12. Een verlamde wordt op zijn bed naar Jezus gedragen. En dan zegt de Heere tot hem: „Sta op en neem uw beddeken op en wandel". Maar is dat niet dwaas om zo iets tot een verlamde te zeggen? Die kan immers niet lopen. Hij moet door vier sterke mannen gedragen worden.

Ja, als een gewoon mens dat zou zeggen, dan zou het inderdaad zot zijn, want ons woord heeft geen kracht om een verlamde te doen opstaan. Maar het Woord van Christus was geladen met goddelijke kracht, omdat Hijzelf God is. Dat vriendelijke en tegelijk besliste woord van Christus ging als een schok door de verlamde heen. In de kracht van dat woord kon hij zich oprichten en lopen.

Dode zondaar, sta op en leef!

Nog een ander, een sterker voorbeeld? Lazarus ligt al vier dagen in het graf en er hangt al een komplete lijklucht. En toch richtte Jezus Zich tot die dode, tot dat lijk en „riep met grote stemme: Lazarus, kom u i t ! " (Joh. 11:43). Maar dat machtige woord van Jezus drong herscheppend door in dat dode lichaam. Lazarus opende de ogen. Hij begon weer te ademen en liep uit het graf ten aanschouwen van de joden, die ademloos toekeken.

Zo handelt ook de Heere met ons. Ook wij kunnen geestelijk niet lopen. We kunnen uit eigen kracht niet naar de Heere gaan. Jezus heeft het Zelf gezegd: „Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader die Mij gezonden heeft, hem trekke" (Joh. 6:44).

Maar de Heere trekt ons door Zijn herscheppende Woord. Hij heeft Zichzelf uitgeademd in dat Woord. Daarin ligt Zijn heiligheid, Zijn majesteit en strenge rechtvaardigheid uitgegoten, maar ook Zijn liefde, Zijn vriendelijke, uitnodigende barmhartigheid.

Wij waren „dood door de misdaden en zonden" (Ef. 2:1). „Maar God die rijk is in barmhartigheid, (heeft) door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de misdaden, ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden) en heeft ons mede opgewekt" (Ef. 2:4-6). Ook wij durven vaak niet. We zouden wel de hand van de Heere willen grijpen. Maar de Heere wil ons niet „als stokken en blokken" behandelen. Hij wil dat wij geestelijk op eigen benen komen te staan, maar dan steeds in de kracht van Hem en van Zijn Woord en Geest. Hij trekt ons naar Zich toe met Zijn uitnodigende Woord en Zijn vriendelijke Geest. Dat met Geest geladen Woord dringt door tot onze dode zielen en wekt ons ten leven, zodat wij, vrijgemaakt door Hem uit de banden des doods, naar Hem toe kunnen gaan en verder in Zijn licht en door Zijn kracht blijven wandelen in de gemeenschap met Hem.

Twee misvattingen

De eerste misvatting vinden we bij hen, die menen door hun menselijk aandringen een bekering te kunnen bewerken. Ze herhalen het voortdurend: „Toe nou, neem Jezus maar aan". Maar zij realiseren zich blijkbaar niet, dat zij tot een geestelijk verlamde spreken en in elk geval dat hun mensenwoord geen herscheppende kracht heeft.

Wanneer zulk een evangelisatieobjekt dan op den duur daaraan gehoor geeft, is het zeer waarschijnlijk slechts een schijnbekering. Zo iemand loopt dan wel, maar niet „Geest-elijk". Zijn geloof is puur menselijk. Het heeft geen echte waarde en zakt zo maar weer in elkaar. Wij worden niet wedergeboren door het woord van mensen, maar door het Woord van God.

De andere misvatting is van hen, die alleen maar afwachten totdat God hen het geloof geeft.

Zeer zeker is het geloof een gave Gods. Maar God schenkt die gave op Zijn wijze nl. door het Woord.

Zulke christenen echter geven de indruk dat ze niet tevreden zijn met die door God Zelf aangeduide weg. Ze zoeken een wedergeboorte buiten het Woord om, door een plotseling ingrijpen, door een diepe ervaring, langs een door henzelf of door de groep, waartoe ze behoren, uitgestippelde weg.

Maar de Heere zegt dat wij wedergeboren worden door Zijn Woord. Dat Woord Zelf laadt Hij met Zijn Geest. En in de kracht van dat met Zijn Geest geladen Woord kunnen wij opstaan uit de doden. Let hier echter goed op: God geeft ons niet door het sakrament een bovennatuurlijke kracht, waarmee wij naar Hem kunnen gaan. Dat is de roomse opvatting. Nee, die kracht is niet los te maken van het Woord Gods. Ze is gelegen in dat Woord zelf. „Maak mij levend naar Uw Woord" (ps. 119:25).

Het Woord is eenvoudig

Misschien wordt het nu voor sommige lezers wat ingewikkeld. Dat komt dan niet door het Woord zelf, maar vanwege allerlei dwalingen, die wij, mensen, hebben uitgedacht. Die maken het ingewikkeld en een antwoord op die dwalingen, is dan vanzelf ook ingewikkeld.

Maar het Woord Gods zelf is heel eenvoudig. Want daarin spreekt de Schepper tot Zijn schepsel, de Maker tot Zijn maaksel, de Vader tot Zijn kind.

Ik kan u dan ook maar één raad geven: Luister alleen maar naar het Woord Gods en toets alles wat mensen zeggen, aan dat Woord. Luister in ootmoed, luister!

Wij, mensen, maken soms een karikatuur van God. We hebben in de Bijbel gelezen over Zijn uitverkiezende genade. Die boodschap is door God tot vertroosting gegeven aan Zijn kinderen om hen te bemoedigen: Weest niet bang; u bent voor altijd in Mijn handen en niemand kan u daaruit roven.

Maak God niet tot een leugenaar

Maar wij hebben er een heel theologisch denksysteem van gemaakt. En zo komen sommigen ertoe om te zeggen, dat het nog zo zeker niet is, dat de Heere het werkelijk meent, wanneer wij Hem in de Bijbel ons horen uitnodigen: „Kom!". Johannes waarschuwt ons ernstig ervoor dat wij God niet tot een leugenaar moeten maken. Dat doen we, wanneer we beweren dat we niet gezondigd hebben, maar evenzeer, wanneer we beweren dat „indien iemand gezondigd heeft", het voor hem nog niet waar hoeft te zijn: „wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige" (1 Joh. 1:10-2:1-2).

Nogmaals, laten we toch eenvoudig luisteren naar het Woord Gods. Daardoor alleen, en niet door menselijke redeneringen of theologieën, worden we wedergeboren. Zeker, we zullen niet alles met onze rede aan elkaar kunnen rijmen. We zullen niet kunnen verstaan, hoe dat samengaat: Gods uitverkiezende genade en de menselijke verantwoordelijkheid, „want Mijn gedachten zijn niet ulieder gedachten en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de Heere". „Zoekt de Heere, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot de Heere, zo zal Hij Zich zijner ontfermen, en tot onze God, want Hij vergeeft menigvuldig". „Want gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, alzo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan ulieder gedachten" (Jes. 55:6-9).

„En (Jezus) zeide: Voorwaar zeg Ik u: Indien gij u niet verandert en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Kortinkrijk der hemelen geenszins ingaan" (Matth. 18:3).

En wij mogen het meemaken

We worden wedergeboren op de manier, zoals God het wil, nl. door Zijn Woord. Daarin spreekt de Heere tot ons. Hij vermaant ons, ontdekt ons aan onszelf, toont ons onze zonde, onze schuld en verdorvenheid. Maar tegelijk nodigt Hij ons uit op grond van Zijn vergevende liefde in Jezus Christus. Soms dreigt Hij ons met Zijn toorn. Soms snelt Hij op ons toe als de vader in de gelijkenis van de verloren zoon. Soms laat Hij ons in de kilte en de eenzaamheid. Soms brengt Hij ons tot de vervoering door Zijn Geest.

De Heere spreekt tot zondaars en roept hen tot bekering en wij mogen dat als huisgezin Gods meemaken. De Heere heeft immers Zijn Woord aan de gemeente van Christus toevertrouwd. Hij wil de gemeente gebruiken om Zijn Koninkrijk hier op aarde te verkondigen.

Engelen staan te juichen

Jezus zegt dat de engelen in de hemel staan te juichen, wanneer een zondaar zich bekeert. Hoe is dat met de gemeente van Christus op aarde? Zijn wij ook als de kinderen van een gezin, wanneer vader de peuter uitnodigt tot lopen: „Kom maar"? Spreekt uit onze stem, straalt uit onze ogen die onderstreping van de uitnodiging van de hemelse Vader: „Kom!"? Of zijn wij slechts sombere kerkgangers, die uit heel hun gedrag laten bemerken, dat zij niet of nauwelijks geloven in de oprechtheid van de uitnodiging van de Heere: „Kom, sta op en wandel". „Kom uit uw graf; dode, herrijs en leef"? Zijn wij als kinderen geworden? kinderen van God? Of zijn wij zwaarwichtige volwassenen, die zitten te piekeren over allerlei (theologische, door onszelf opgeworpen) problemen en missen wij de kinderlijke blijdschap, de vreugde van de engelen des hemels?

En wjj?

We lezen dat de eilandbewoners van Malta zeer vriendelijk waren jegens Paulus en de zijnen. „En de barbaren bewezen ons ongemene vriendelijkheid" (Hand. 28:2). Paulus vermaant Timotheus „vriendelijk te zijn jegens allen" (2 Tim. 2:24). We zingen: „Gods vriend'lijk aangezicht heeft vrolijkheid en licht voor all' oprechte harten, ten toongespreid in smarten. Juicht vromen om uw lot; verblijdt u steeds in God". Maar zullen buitenstaanders, die ons uit de kerk zien komen, niet vaak moeten denken, dat Gods aangezicht alleen maar somberheid verspreidt en zuurpruimers van ons maakt?

We moeten getuigen van Christus zijn. Dat betekent dat wij uit heel onze levenswandel moeten laten zien, dat het waar is wat Christus zegt: „Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven" (Matth. 11:28).

Ja, komt tot Hem! Amen! Tot lof en eer van Zijn grote Naam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1976

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

WEDERGEBOREN DOOR HET WOORD

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1976

In de Rechte Straat | 32 Pagina's