ONTMOETINGEN 50
EEN JUBILEUM - Zoals u ziet is dit de 50ste 'Ontmoetingen'. Het woord en wederwoord in deze rubriek was voor mij een vreugde en ik hoop voor u een zegen, want we plaatsen woord en wederwoord steeds in het licht van Gods Woord. Hartelijk dank aan allen die daaraan wilden meewerken.
Ongeveer drie jaar geleden ontstond er een geweldige leeshonger in mij naar allerlei boeken over stichtelijke en theologische onderwerpen. Die leesdrift was ontembaar en het moeilijkste boek begreep ik en ik nam de inhoud ervan in mij op.
Maar sinds enige tijd is dat anders geworden. Het lezen lukt niet meer. De woorden dringen niet tot mij door. Er liggen al zes boeken waar ik in begonnen ben, maar niets boeit me. Het gaat eenvoudig niet.
En dat geeft op zich misschien niets, maar ik ga met onvrede in mijn hart naar bed.
Ik loop als te hijgen in een woestijn. En toch blijft er ergens in mij een verlangen sluimeren. Maar dat verlangen is niet sterk genoeg om een boek toegankelijk te maken voor je hart. En daar word ik dan down van, neerslachtig, niet wetend hoe en wat te doen om deze situatie te veranderen.
Gisteren bv. was er enerzijds die leegte, die verduistering van mijn verstand tijdens een leespoging; en 's avonds werd ik 'overvallen' door zo 'n verlangen naar de Heere; ja, hoe moet je dat beschrijven?
Je zou je met je lichaam en ziel in het diepe willen laten vallen, in een wolk van liefde, tederheid die je helemaal omhult, omvat, verwarmt, zo helemaal weg, voor Hem.
Toen dacht ik: Is dat misschien het hongeren en dorsten naar de gerechtigheid of is dit nu het verlangen naar een totale overgave?
Ja 'overgave' is wel een goed woord, als je het letterlijk kon uitvoeren. Dan zou je echt springen, vallen, in de zee van …
Maar vreemd, er is dan geen duidelijke reden of gedachte of wat dan ook. Er is dan enkel dat verlangen, bijna pijnlijk, om je volledig over te geven.
En ik heb, ik weet niet hoe lang, gebeden: "Heere, hier ben ik; neem mij dan: en als dit van U is, neem het, neem mij aan " enz. Er kwam geen antwoord, maar het verlangen bleef en eindelijk ben ik in slaap gevallen.
Ook had ik de dag ervoor problemen met het bidden. Je bidt, maar ontdekt dat je eigenlijk geen recht hebt zo (vrij) te bidden. En bij iedere zin bemerk je je ongehoordheid om dat zo maar te vragen, te zeggen. Je voelt je gebrek aan besef dat je tegen een heilig God spreekt. En uiteindelijk besef je dat bidden ook een genade is die je gegeven moet worden. Maar dan, och wat moet je dan? Want wie zijn wij en hoeveel rechten hebben wij om zo maar vrijmoedig van alles te vragen en met God te spreken? Dan voel je je onmacht en rechteloosheid zó groot dat je er bijna opstandig van wordt en ook weer ontmoedigd, omdat de strijd nooit ophoudt en steeds zwaarder lijkt te worden.
Ja, en dan, ondanks die 'leegte '(of is het een stil vertrouwen? maar waarom lukt het dan niet om de middelen gelovig te gebruiken?) ineens weer een vlaag van ongekend verlangen, ja, toch naar Hem, ik zou anders niet weten, want je blijft bidden. Ook na het amen gaat de woordenstroom door. Hoe moet ik dat zien, hoe moet ik ermee omgaan? Er blij mee zijn? Ja, dat ben ik.
Ik hoop dat u het volgen kunt en er een naam aan kunt geven of een advies. Ik voel me toch nog zo dom, zo onzeker. Ik ben nog steeds bang dat ik als een Saul ben: goed beginnen, slecht eindigen, schijngeloof.
ANTWOORD
Wat jij beschrijft is wat men in de geestelijke literatuur ook wel noemt 'de nacht der zinnen'. Ik heb daarover geschreven in hoofdstuk 8 "De wijsheid van de woestijn" van mijn nieuwe boek "Bijbelse elementen bij r.-k. mystici". Ik stuur je een copie van dat hoofdstuk toe. (Intussen is dit boek reeds verschenen).
Sommige gelovigen moeten dat doormaken. Hoe pijnlijk die nacht ook kan zijn, toch is die beproeving een voorrecht, want de Heere heeft er Zijn liefdevolle bedoelingen mee.
Datje weinig zin meer hebt om te lezen is zo goed als zeker een teken dat de Heere verder met je wil. Hij wil steeds inniger en steeds meer rechtstreeks met jou spreken, niet altijd maar weer via boeken en preken van anderen.
Hij wil je ook steeds meer los maken van de gevoelservaring met Hem. Hij wil je daar boven uit doen stijgen naar de regionen van de geest.
God is Zelf een Geest (Joh. 4:24). Hij is geen gevoel, ook al kan en wil Hij vaak doordringen tot in de kern van al onze gevoelens. En ook van Christus staat geschreven: "De Heere nu is de Geest" (2 Kor. 3:17).
En wij die in Hem geloven zijn "te voren verordineerd het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te worden" (Rom. 8:29). Dat betekent dus dat ook wij geroepen zijn om steeds meer geest te worden: "God is een Geest en die Hem aanbidden, moeten (Hem) aanbidden in geest en waarheid" (Joh. 4:24), dus steeds minder in gevoel.
Als de Heere Zich na Zijn opstanding aan Maria Magdalena openbaart, wil zij met Hem omgaan zoals zij dat gewend was, toen Hij nog op aarde rondwandelde. Maar Jezus wijst dat nadrukkelijk af.
Misschien moeten we Hosea 2:13 ook in diezelfde geest verstaan: "Daarom ziet, Ik zal haar lokken en zal haar voeren in de woestijn en Ik zal naar haar hart spreken".
Luister dan ook echt naar Hém! Gewen je eraan naar Zijn stem te horen, de stem van de goede Herder, de stem van de hemelse Bruidegom. Veel erger dan de nacht van de zinnen, waarin ons gevoel wordt uitgezuiverd, is de nacht van de geest.
Van de ene kant hoop ik niet datje daar ooit doorheen moet, want dat is inderdaad een je heenworstelen door een dal waarover de schaduwen van de dood vallen. Dan wordt je door de machten der duisternis aangevallen tot in de kern van je geloof, zodat je nergens houvast meer denkt te kunnen vinden. Je voelt je dan door en door ellendig.
Van de andere kant gun ik het je ook, want als de Heereje daar doorheen heeft gevoerd, kun je ineens komen te staan voor een panorama dat overstraald wordt door het gouden, goddelijke licht. Dan wordt je gebed steeds meer woordeloos, een stil rusten in Hem, zonder (diepe) gevoelsberoeringen, in het pure geloof dat echter tegelijk een steeds zuiverder aanschouwen wordt.
Dan ervaar je dat de eeuwige God je een woning is en dat Zijn eeuwige armen altijd onder je zijn (Deut. 33:27).
Rest nog je vraag: Waarom komt er geen duidelijk antwoord van de Heere, als je Hem daar zo intens om smeekt?
Zelf kan ik vaak ook heel intens naar zulk een duidelijk antwoord verlangen. Maar het is net alsof de Heere mij dan alleen maar stil en glimlachend blijft aanzien en zegt: "Geloof alleen!" Dan berust ik daar ook in, want het is al zo heerlijk dat je Hem aanschouwen mag door het geloof en dat Hij Zich aan je openbaart door Zijn Woord en Geest.
De echte liefde gaat verder dan de woorden. Woorden kunnen soms het gemis aan liefde verbergen. De diepste liefde is een stil zich bevinden bij elkaar. Dat wil de Heereje blijkbaar leren. Aan jou voltrekt zich thans: "Ik deed mijn Liefste open, maar mijn Liefste was geweken, Hij was doorgegaan; mijn ziel ging uit vanwege Zijn spreken; Ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet; ik riep Hem, doch Hij antwoordde mij niet" (Hooglied 5:6).
Moge spoedig opnieuw, en dan op verhevener wijze, zich eveneens aan jou voltrekken: "Hij voert mij in het wijnhuis en de liefde is Zijn banier over mij" (Hl. 2:4), en: "Ik ben van mijn Liefste en mijn Liefste is van mij" (6:3).
PRAKTISCHE ADVIEZEN
1. Probeer niet, koste wat het kost, toch maar weer die boeken en andere stichtelijke lektuur door te nemen. Hoe goed je dat zelf ook bedoelt, toch is het waarschijnlijk datje dan tegen de liefdevolle bedoelingen van je Liefste ingaat. Hij wil meer direkt kontakt met jou; dan moet jij dat niet ontvluchten.
2. "Oefen uzelf tot godzaligheid" (1 Tim. 4:7). Dat betekent: Oefen je in het geloof, want de kern van onze verhouding tot de Heere is altijd weer het geloof.
Spreek het steeds weer uit: "Heere, ik geloof dat U liefdevolle bedoelingen met mij hebt, want zo openbaart U Uzelf in Uw Woord, nl. als de God die Liefde is. Doet U maar met mij wat Uzelf behaagt. Alles wat U met mij en aan en in mij doen wilt, is goed. Ik vertrouw ook dat U mij door deze nacht waarin ik thans verkeer, opnieuw zult voeren naar Uw wonderbare licht".
3. Ga in geen geval twijfelen of je een kind van God bent.
Als je dat toch doet, dan:
a. Bedroef je je Liefste. Wat zou je man ervan denken, wanneer je in een neerslachtige stemming tot je man zou zeggen: "Misschien houd ik wel niet echt van je. Misschien is mijn liefde voor jou maar schijn"?
Welnu, de verhouding tussen ons en de Heere wordt in de Bijbel vaak vergeleken met de verhouding tussen man en vrouw. Dan is het voor de Heere toch ook niet prettig, wanneer jij tegen Hem zegt: "Misschien ben ik wel een Saul. Misschien houd ik niet echt van U en is alles bij mij maar schijn."
b. Dan zal de duivel in zijn vuistje lachen, want die vindt het heerlijk, wanneer hij merkt dat kinderen Gods de twijfel over hun liefde tot de Heere uitspreken. Het rotsvaste vertrouwen in de liefde van God maakt de duivel razend, wanneer hij dat bij mensen aantreft. Maar: "Geeft de duivel geen plaats" (Ef. 4:27).
4. Het gevoel van onwaardigheid dat bij je opkomt, is wel volledig bijbels. Dat besef van het volkomen onverdiende van de gunstbewijzen Gods zal steeds meer toenemen.
Er staat geschreven: "Daarom, alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden, waardoor wij welbehagelijk God mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid. Want onze God is een verterend vuur" (Hebr. 12:28,29).
Maar ook: "Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd" (Hebr. 4:16).
Tussen die twee polen, nl. de eerbied en de vrijmoedigheid, beweegt zich voortdurend ons geestelijk leven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1990
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1990
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
