THEOLOGIE DER VERONTRUSTING
Ik kan u moeilijk zeggen hoe blij ik ben met dit boekje van dr. W. Aalders (107 blz., ƒ7,90; uitg. Voorhoeve, Den Haag). Waarom ben ik er zo blij mee? Omdat hier iemand aan het woord is, die eender denkt als ikzelf? Neen, want dan zou mijn vreugde niet zo diep zijn. Natuurlijk is het prettig om te behoren tot een grote groep van gelijkgezinden, en zeker als zich daaronder ook bekwame theologen bevinden. Maar het vertroostende van dit boek is, dat het je laat zien vanuit de Bijbel dat onze visie juist is. En als je het uitgelezen hebt, dan zeg je niet: Heerlijk, we hebben toch gelijk! De anderen zijn er vierkant naast! - Neen, dan kun je alleen maar ootmoedig God danken en je verwonderd afvragen: Waarom mag ik behoren bij degenen die het Koninkrijk Gods mochten zien en binnengaan? Dan zie je nóg duidelijker het alles overtreffende karakter van de genade Gods, die ons zalig maakt zonder enige grond in onszelf.
Ik hoop daarom dat iedere lezer van ons; blad dit boekje aanschaft. U zult er geestelijke wapens in vinden voor de strijd die wij te voeren hebben, niet tegen vlees en bloed, niet tegen mensen die het oneens met ons zijn, maar wapens voor de enorme strijd tegen de machten der duisternis.
Het zal immers ook u wel eens zo vergaan als mij. Soms denk je wel eens: Zie ik het misschien toch niet goed? Ben ik niet fanatiek? Beoordeel ik de anderen wel juist? Zij bedoelen het toch ook goed en er zijn zeer zeker waarachtige kinderen Gods onder hen. Maar dit boekje laat u vanuit de Bijbel ZIEN, dat u het bij het rechte eind hebt. En dat niet door een opeenhoping van teksten, maar doordat u een zicht op heel de openbaring, een doorkijk op de Bijbel, gegeven wordt, waarvan u met blijdsohap zegt: Ja, zo is het. Zo heb ik het zelf ook leren zien in gebed en Bijbeloverdenking.
Wat is de bijbelse Gemeente?
Maar laat ik dr. Aalders zelf het woord geven.- „Zo rechtlijnig, gemakkelijk en vanzelfsprekend als vele katholieken hun kerk met de Kerk vereenzelvigen, zo rechtlijnig, gemakkelijk en vanzelfsprekend vereenzelvigen de meeste protestanten hun gemeente met de Gemeente. Zij beseffen veel te weinig, hoe groot de geestelijke afstand is tussen de kerkordelijke gemeente en de bijbelse Gemeente. „In Lukas 18 en op talloos veel andere plaatsen in de Bijbel 'heten de leden van deze Gemeente „de uitverkorenen". Op het woordje „uit" van „uitverkorenen" kunh nen wij niet genoeg de nadruk leggen! Het heeft dezelfde dramatische klank, die ook in het woordje Ecclesia ( = kerk, gemeente, letterlijk: „uitgeroepenen") ligt. Het is het woordje „uit", dat ons in herinnering roept de uitgang van Abraham uit zijn land, zijn maagschap en zijns vaders huis. Maar ook de Exodus uit Egypte. En ook het „uit" van d'e lijdensweg van Christus: „buiten de poort, buiten de legerplaats" (Hebr. 13:12, 13). De „uitverkorenen" zijn de uitgestotenen, 'de outcasts, die de zekerheid en de vreugde van werelds „in" te zijn, pijnlijk moeten missen. Zij zijn niet meer burgers van de wereld, doch vreemdelingen en bijwoners. Zij zijn niet meer mens met de mensen, maar in de meest letterlijke en persoonlijke zin: mensen van God. Immers Hij roept hen bij name en leidt hen „uit" (Jdh. 10:4). (-) Zij zijn een verborgen grootheid, maar een werkelijkheid! - Naar aanleiding van het verborgen karakter van de Gemeente wil ik n.u twee indringende vragen aan u voorleggen: Kent u eigenlijk die Gemeente wel? En: hoort uzelf bij die Gemeente?" (p.14-16).
„Er is geen Gemeente zonder de bevindelijke gemeenschap met God in de Zoon Zijner liefde. Voor de innigste gelovigen was daarom het Hooglied altijd' het hoogtij-lied van de liefdesband tussen Christus en Zijn Gemeente" (p. 17).
Dr. Aalders vergelijkt de Gemeente met de weduwe uit Luk. 18:1-8. „Nog eens: een weduwe is een 'bruid die van haar bruidegom beroofd is. Dat openbaart zij in haar uiterlijke gestalte, omdat het een innerlijke werkelijkheid voor haar is. Hoe mist de Gemeente in de stad haar Bruidegom! Hoe treurt zij om Hem, hoe ziet zij uit naar Hem! - Door dat gemis is zij zichzelf niet, >is zij maar een half mens; neen, minider dan dat! Zij voelt zich berooid, ontluisterd, armzalig. En daarom is 'het dat zij onwillekeurig in de wereld gaat vasten (Mrk. 2:19). Zij staat niet vooraan en beweegt zich niet graag op de markt des levens, doch zoekt liever een plaats terzijde. Zij mijdt de weelde, de uitbundigheid, het vele, en beperkt zich tot het noodzakelijke. Zij neemt tegenover de wereld een duidelijke terughoudendheid in acht. En dat alles niet uit angst en als vlucht, maar omdat haar hart ingenomen is door iets anders." (p. 18-19).
Afgescheiden van de wereld
Dr. Aalders keert zich daarom tegen het „synodale, herderlijke benadrukken van de wereldse solidariteit, van de medemenselijkheid". Hij zegt: „Wat in die zogenaamde apostolaire theologie op ons afkomt, is een verleiding, een dwaling, een ketterij. Het is een theologie, die de bekering en wedergeboorte niet ernstig meer neemt. Immers wordt daarim miskend, wat nu juist 'het hart, het merg van het Evangelie is: de zonde-breuk tussen God en de wereld. Een breuk die weliswaar verzoend is; maar - verzoend door een gebeuren, dat zó ingrijpend, zó diep, zó dodelijk is, dat het ten enenmale ongeoorloofd ja uitgesloten is, om vanuit het Evangelie ten opzichte van die wereld' van „solidariteit" of „bestaansverbondenheid" te spreken. Dat gebeuren is het kruis op Golgotha in al zijn verschrikkelijkheid!
En achter dat kruis ligt dan in de opstanding van Christus een verzoende wereld, die waarachtig niet meer onze wereld is, maar een wereld, gereinigd en totaal vernieuwd door Zijn bloed, als een andere schepping! In die nieuwe wereld is de Gemeente ingelijfd door Christus, door de Heilige Geest, door wedergeboorte en bekering, door het geloof. Van die nieuwe wereld heeft zij door en in Christus het burgerschap ontvangen, als hét burgerschap in de hemelen. En door dat burgerschap, dat zij als genade in het geloof ontvangen heeft, is zij afgescheiden van de oude wereld." (p. 29-30). „Tussen de Gemeente en de wereld ligt de van de mens uit onoverbrugbare kloof van de wedergeboorte en bekering. En, alle spreken over solidariteit en medemenselijkheid is een verdoezelen van die kloof, en daarom een ontwijken van de onontwijkbare eis van wedergeboorte en bekering." (p. 34).
Hoe moet er gepreekt worden?
Dr. Aalders keert zich dan ook tegen de „praatjes-voor-de-vaak van het Humanistisch Verbond" en tegen protestantse verkondigers van „'humanistische zoetsappigheid". „Het Evangelie is bestemd voor de verslagenen van hart en de gebrokenen van geest." (p. 40). „Ach, dat wij aflieten van lieve en laffe, dierbare en zalvende woordenverspilling, waarin het bijtende zout van de dodelijke ernst van het kruis smakeloos is geworden." (p. 49). „De prediker is dienstknecht, slaaf van het Woord; en het inmengen van eigen opvattingen en vondsten, van wijsheid uit andere bronnen, van leengoed uit de filosofie, uit de literatuur, uit de wetenschap, is felonie, ontering van de eed van trouw. Het is „ongehoorzaamheid aan het hemelse gezicht" (Hand. 26:19). Het ondermijnt en verzwakt het Woord door de waarheid Gods aan te lengen met wijsheid dezer wereld." (p. 82). „Heeft de universitaire situdie de aanstaande dienaren des Woords niet vaak een bijziendheid ten opzichte van de Bijbel bijgebracht, waardoor ket in-het-Woord-leven bijkans onmogelijk werd? Wordt niet ook in een kerkelijk geschrift als Klare Wijn aan het vermeende goed recht van die wetenschappelijke methode veel te veel plaats ingeruimd en worden de predikers daardoor niet op een dwaalweg geleid?" (p. 98, 99). „Wanneer de roep om aktuel'e, eigentijdse prediking de vermomming is van de vraag naar zulk een zichtbare, verifieerbare, wereldse Christus, dan is dat Christus op een ongeoorloofde wijze in de geschiedenis betrekken. Het is de roep om een Messias, die aardse gestalte heeft." (p. 103).
Het is te begrijpen dat een blad als Trouw zich fel moest keren tegen dit boek, want Trouw heeft een opvatting die precies tegengesteld is aan die van dr. Aalders. En in Trouw komen slechts Trouw-gelijkgezinden, zoals dr. Langman, aan het woord; de anderen moeten zich tevreden stellen met ingezonden stukjes. Een dagblad is nu eenmaal een macht, waartegen moeilijk te strijden is. Menselijkerwijze moet je zo'n strijd verliezen.
Desondanks zou ik aan de redaktie van Trouw deze vragen willen stellen: Als dr. Aalders nu eens toch gelijk heeft, als niet u, maar hij, de juiste kijk heeft op het Evangelie, 'bent u dan niet bezig het Evangelie uit te hollen? Bent u dan niet bezig, - vanzelfsprekend zonder dat u zich ervan bewust bent -, de schapen van de goede Herder te vervreemden? Geeft u dan niet aan Jezus een stem die niet de Zijne is? Loopt u dan niet gevaar om van Christus een sociale revolutionair te maken, veel verhevener wel is waar dan Marx en Lenin, maar toch ergens in het verlengde daarvan? Laten wij nooit vergeten, dat Jezus op een beslissend moment van Zijn leven gezegd heeft: „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld". Ik krijg de indruk dat mensen als dr. Langman die taal van dr. Aalders niet eens meer verstaan. Zo bv. zegt 'hij in zijn veroordeling van het boek: „Wat is hier alles naar binnen gekeerd, wat introvert!" Daarmee wordt dan „Gods verborgen omgang" in de categorie geplaatst van de neurosen en de geestelijke afwijkingen. Hij vervolgt: „Is er dan geen roeping der kerk in en voor deze wereld?". Ik zou willen zeggen: Man, doe niet zo dramatisch en dierbaar! Als u het boek van dr. Aalders goed had gelezen, dan zoudt u deze exclamatie voor 19 u gehouden 'hébben. Want dr. Aalders geeft duidelijk genoeg de roeping van de 'gemeente aan ten opzichte van deze wereld. Alleen. . hij ziet die roeping geheel anders dan u.
Lezers van „In De Rechte Straat", schaft u dit prachtige boekje aan. Dr. Langman schrijft met een zuur gezicht dat dit boekje wel eens een „theologische bestseller" zou kunnen worden, vooral vanwege „de meeslepende stijl" van de schrijver. Ik hoop dat dit zo zal zijn. Wapent u met dit boekje tegen „de geestelijke boosheden in de lucht", „die in deze tijd van massacommunicatiemiddelen in tastbare vorm ons voortdurend belagen en bedreigen. Zij komen op ons af in: de kranten, de radio, de televisie, de reklame, de boeken. Zij openbaren zich als „een verwerpelijk denken" (Rom. 1:28), dat zich uit in een taal die afgestorven en vervreemd is van het leven Gods." (p. 97).
Om de verkoop te bevorderen stellen wij u in de gelegenheid dit boek ook te bestellen door overschrijving van ƒ 7,90 + ƒ 0,45 verzendkosten ƒ 8,35 op ons gironummer 90 10 00.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1968
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1968
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
