Verering van menselijke resten
Het is een macaber schouwspel. Glazen doodskisten met daarin stoffelijke resten van overleden personen worden door bezoekers gekust. Protestantse christenen uit het buitenland kan dit enorm choqueren. Toch is het in historische, vaak rooms-katholieke, kerken in Italië zo alledaags dat het daar nauwelijks toelichting behoeft.
De stoffelijke overschotten van heiligen worden er vereerd als relikwie. Het Latijnse woord “reliquiae”, waarvan het woord relikwie is afgeleid, geeft dit weer: “overblijfsel, rest”.
Mensen die een voorbeeldig leven zouden hebben geleid, worden door de Rooms-Katholieke Kerk heilig of zalig verklaard, met als doel een publieke cultus rond die personen in stand te houden.
Niet alleen het lichaam van de heilige, maar ook voorwerpen die daarmee in aanraking zijn geweest fungeren als relikwie. Dat kunnen bijvoorbeeld kledingstukken zijn, werktuigen waarmee heiligen werden gemarteld of voorwerpen die door hen zijn gebruikt. Deze pseudorelikwieën worden met een bijzonder enthousiasme als koopwaar aangeboden.
Hoewel dit in theorie volgens het canonieke recht van de Rooms-Katholieke Kerk verboden is, vindt het toch wijdverbreid plaats in Italië. Curieus is bijvoorbeeld de verkoop van zeer kleine fragmenten van materiaal (dat ergens is opgeplakt of in een houder is bevestigd) dat door een heilige aangeraakt zou zijn. Ik zou nog vele voorbeelden kunnen geven, maar zie daar maar van af.
Belangrijker is de vraag waarom mensen die zichzelf als christenen beschouwen dergelijke dingen doen. Dit fenomeen kent een lange geschiedenis. Augustinus van Hippo (354-430) schreef al over de zich verbreidende cultus van de verering van relikwieën van martelaren, waarbij hij de vrees uitsprak voor de daarmee gepaard gaande “idolatrie” (afgoderij). Calvijn schreef zijn “Tractaat der reliquieën” (een zeer lezenswaardig werk), waarin hij als grond voor zijn kritiek Romeinen 1:21,22 (en volgende verzen) citeert. Volgens Paulus dragen degenen die “de heerlijkheid des onverderfelijken Gods veranderd hebben in de gelijkenis eens beelds van een verderfelijk mens” (Rom. 1:23) de consequentie daarvan ook in hun dagelijks leven, wanneer ze lijden wegens de verwerping door God, overgegeven zijnde “aan de begeerlijkheden hunner harten tot onreinheid.”
Zoals gewoonlijk kleedt Paulus zijn woorden bewust niet mooi in, om zo het dramatische van de situatie te laten zien. De situatie is niet slechts onveranderd sinds de dagen van Paulus en Augustinus. Ze is ook nog eens sterk verergerd.
Inwoners van Napels bijvoorbeeld wachten elk jaar weer ongeduldig op het wonder van het opnieuw vloeibaar worden van het bloed op de relikwie van de heilige Gennaio, de “patroon van de stad”. Vindt dit wonder niet plaats, dan zou dit betekenen dat de stad slechte tijden te wachten staan.
In Padua komen drommen pelgrims naar de St.-Antoniusbasiliek om de reliekschrijn met de tong en vingers van Antonius te zien. In de kathedraal Santa Maria in Sienna zou zich een schouder van Johannes de Doper bevinden. Het bord waarop het hoofd van Johannes de Doper is gelegd, zou zich in de kathedraal van San Lorenzo in Genua bevinden. Het is tegelijkertijd lachwekkend en verschrikkelijk. Een geestelijk drama is het. De verkondiging van het Woord van God is van het grootste belang.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2008
In de Rechte Straat | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2008
In de Rechte Straat | 16 Pagina's
