IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Jezuietenstreek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezuietenstreek

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van Dale's Woordenboek zegt: "Jezuietenstreek = gemene of huichelachtige streek". We weten allen uit de geschiedenis dat jezuïeten zich daar vroeger aan hebben schuldig gemaakt, maar we weten evenzeer dat de laatste tientallen jaren zich een grondige mentaliteitsverandering heeft voorgedaan bij de jezuïeten, met name in Nederland.

Hieronder treft u een antwoord aan op een brief, die dejezuïetenpater Hans Rotter schreef aan prof. S.R. Kúlling, de uitgever van mijn Duitse boek "Die katholische Kirche". De inhoud van zijn brief heb ik kort weergegeven in mijn antwoord. In zijn briefschreef Rotter ook nog: "Ik zelf heb mij steeds toegelegd op de dialoog met de protestantse theologie. Sinds geruime tijd heb ik de beste kontakten met protestantse theologen en voor wat betreft mijn theologische vorming ben ik veel dank verschuldigd aan uw collega van Bazel, prof. Heinrich Ott".

Het is duidelijk dat hij op deze manier de sympathie van prof. Kúlling probeert te winnen in de hoop dat de voltreffer in mijn richting - want zo beschouwt hij blijkbaar zijn brief over mij - des te beter zijn doeI zal bereiken. Ik kan deze methode moeilijk anders typeren dan als een 'jezuietenstreek" in de oude trant. Hieronder volgt dan mijn antwoord aan prof. Rotter.

Herrn Prof. Dr. Hans Rotter S.J.

A-6020 Innsbruck,

P. Karl Rahner-Platz 1,

Oostenrijk Velp G. febr. 87

Zeer Geachte Professor Rotter,

Prof. Kúlling zond mij uw brief met het verzoek om daarop te antwoorden. Graag wil ik dat doen.

U zult het met mij eens zijn dat we steeds de waarheid moeten zoeken en niet een of ander confessioneel of kerkelijk gelijk. Verkas liberabit vos (Joh. 8:32). Mijn antwoord hoop ik dan ook te geven vanuit die liefde tot de waarheid, tot de Waarheid, Jezus Christus, die ons zal vrijmaken (Joh. 8:36).

1. Tegenover uw bewering dat mijn boek eenzijdig is, omdat het niet voldoende de meningen van moderne r.-k. theologen weergeeft, het volgende:

Wanneer je het belijden van een kerk wilt weergeven, dan moet je uitgaan van de officiële leer van die kerk, niet van wat allerlei theologen die lid zijn van die kerk, beweren.

Wat de R.-K.. Kerk betreft zijn dat de uitspraken van de concilies, voorzover die door de pausen officieel bekrachtigd zijn, alsmede de twee, buiten een concilie ex cathedra door een paus verkondigde dogma's van de onbevlekte ontvangenis en van de lichamelijke opname ten hemel van Maria, de moeder des Heeren.

In de tweede plaats moeten we die leer zien te halen uit de verkondiging door het gewone leergezag van de paus. met name in de encyclieken. Daarin is de paus wel niet onfeilbaar, maar men is hem daarin wel gehoorzaamheid verschuldigd. Dat kunt u ook lezen in de "Katholischer Erwachsenen-Katechismus" Ik citeer uit de Nederlandse vertaling:

"Daarom moeten de gelovigen met een in naam van Christus voorgedragen uitspraak van hun bisschop en zeker met die van de bisschop van Rome in kwesties van geloof en zeden overeenstemmen en eraan vasthouden met een gehoorzaamheid, die steunt op het geloof (vgl. LG 25)" (p. 313).

Deze katechismus is niet slechts door de Duitse, maar ook door de Nederlandse en Belgische bisschoppen (in 1986) als 'Das Glaubensbekenntnis der Kirche' aanvaard. En in deze katechismus wordt, mijn inziens terecht, niet verwezen naar uitspraken van theologen, maar naar de officiële uitspraken van de R.-K. Kerk, naar de concilies, vooral dat van Trente, en ook wel naar Vaticanum II, vooral naar Lumen Gentium.

In de derde plaats komen dan verkondigingen van landelijke bisschoppenconferenties, met name wanneer ze die vastleggen in een katechismus.

Maar dan kom je al op een onzeker terrein. Een voorbeeld daarvan is de "Nieuwe Katechismus" van de Nederlandse bisschoppen van 1966. Deze katechismus bevatte uitspraken, die het kernbelijden van de kerk der eeuwen aantastte. Zo werd daarin bv. het plaatsbekledende lijden en sterven van Christus geloochend, alsmede het persoonlijke bestaan van engelen en duivelen. Daarom heeft Paulus VI via een kardinalencommissie in 1969, ook naar onze mening terecht, een rectificatie gepubliceerd in 1969.

In mijn boek "Hand in hand met Rome?" (1973) heb ik dan ook, behalve uit de concilies, veel geciteerd uit die "Nieuwe Katechismus" (die bovendien in vele talen vertaald was), maar ook uit de "Aanvulling bij de Nieuwe Katechismus" door de kardinalencommissie. Maar in latere publikaties heb ik dat niet meer gedaan, omdat die Nieuwe Katechismus intussen een achterhaalde zaak was geworden. Verder moge ik u verwijzen naar "II dossier del Catechismo Olandese, Arnoldo Mondadori Editore, 1968.

Maar alles wordt nog veel meer onzeker, wanneer je gaat citeren uit de werken van allerlei theologen.

In de eerste plaats bestaat dan het gevaar van de subjektieve selectie. Ben je orthodox ingesteld, dan zul je vooral orthodoxe (conservatieve) theologen citeren; ben je vrijzinnig, dan zul je telkens min of meer vrijzinnige theologen ten tonele voeren.

In de tweede plaats: dan moet zulk een boek van mij wel een enorme omvang aannemen, wil ik enigszins evenwichtig de vele r.-k. theologen met hun onderlinge verschillen en nuances weergeven.

2. Wat punt 2 betreft nl. dat ik niet wezenlijk zou ingaan op wat de R.-K. Kerk leert, het spijt me dat ik dat zeggen moet: dat is een goedkope bewering, waarmee u misschien indruk denkt te maken op protestanten. U zou zulk een bewering toch minstens aan één punt moeten illustreren, zodat ik daardoor in staat zou worden gesteld ofwel u te weerleggen ofwel te erkennen dat u gelijk hebt. Zulke algemene beweringen zijn slechts kreten, die ik van een wetenschapsmens niet verwacht had.

3. Wat punt 3 betreft nl. alsof volgens mij de R.-K. Kerk leert dat zij over God zou kunnen beschikken, daarin geeft u mij beslist verkeerd weer.

Ik heb slechts beweerd dat volgens Rome God Zich aan de R.-K. Kerk heeft verbonden langs de weg van Zijn belofte, die Hij aan de R.-K. Kerk zou hebben gegeven. Zo heeft God volgens Vaticanum I en II aan de R.-K. Kerk de belofte gegeven dat, wanneer de paus een uitspraak ex cathedra doet over geloof en zeden, hij dan mag bogen op onfeilbare bijstand door de Heilige Geest.

In dezelfde geest wordt Maria vaak de omnipotentia supplex genoemd. Zij kan dus ook over de almacht van God beschikken, maar slechts door haar smeking, die de

Zoon altijd verhoort.

En Hij doet dat door haar telkens te stoppen in het waterbad van het Woord Gods. Een kerk die het Woord van God ondergeschikt maakt aan het woord van een mens (de paus), ook al beweert men dat dat woord van die mens een onfeilbare verklaring is van dat Woord Gods, stopt de bruid van Christus in een moddersloot.

De geschiedenis vertelt dat de stiftdames van Thom niet altijd even kuis leefden. Christus alleen kan Zijn gemeente als Zijn reine bruid bew aren (Ef. 5:25-27).

En Hij doet dat door haar telkens te stoppen in het waterbad van het Woord Gods. Een kerk die het Woord van God ondergeschikt maakt aan het woord van een mens (de paus), ook al beweert men dat dat woord van die mens een onfeilbare verklaring is van dat Woord Gods, stopt de bruid van Christus in een moddersloot.

Ik meen dat u zichzelf als wetenschapsmens helemaal degradeert, wanneer u mij aan het slot innerlijke verkeerde motieven toedicht nl. wanneer u het voorstelt dat ik de r.-k. leer onjuist zou weergeven met de bedoeling om daarmee mijn uittreden uit de R.-K. Kerk te rechtvaardigen. Zulk een minderwaardige polemiek hebben de r.-k. theologen, met name de Jezuïeten, vroeger gevoerd ten opzichte van Luther. Staat u dan nog achter de Lutherverguizing door H. Denifle en door Pius X in zijn encycliek over Carolus Borromeus (26 mei 1910)? Indien niet, waarom volgt u dan nu nog in 1986 die methode om zich van de argumenten die een ex-priester vanuit de Bijbel tegen de leer van de R.-K. Kerk naar voren brengt, af te maken door hem onzuivere motieven toe te schrijven, waarom hij zijn vroegere kerk verlaten heeft? In Nederland komt zo iets, voorzover mij bekend, thans niet meer voor.

Indien u wel achter dergelijke verguizing van ex-priesters staat, dan raad ik u aan om te lezen: "Martin Luther, a biographical study" van de rooms-katholiek John M. Todd, Londen 1963.

En hoe kunt u dan spreken over 'oecumenische gezindheid', die u wel en ik niet zou bezitten? Wanneer men een ander verdacht gaat maken door hem verkeerde motieven toe te schrijven, kan men zichzelf toch moeilijk een oecumenische gezindheid toedichten.

Bovendien gelooft men, althans hier in Nederland, niet of nauwelijks meer in enige kans op oecumenische vooruitgang, na het optreden en de publikaties van de eenzijdig door Rome benoemde bisschoppen, vooral ook niet na de laatste bisschoppelijke brief, waarin opnieuw gesteld wordt (overigens geheel overeenkomstig Vaticanum II) dat de protestantse kerken niet echt als kerken, maar slechts als kerkelijke gemeenschappen kunnen worden beschouwd.

Ik eindig weer met mijn beroep op de waarheid. Ik zou u aanraden nog eens het boek van Hans Kling te lezen: "Wahrhaftigkeit. Zur Zukunft der Kirche" (1968), met name de opmerking van de Amerikaanse theoloog John Courtney Murray (Ned. editie p. 76-77) over een Amerikaanse aartsbisschop: "Hij is een absoluut eerlijk man; hij zou nooit liegen behalve als het van nut is voor de kerk."

Zo lang "de meeste (r.-k.) theologen tegenwoordig leren dat de leugen als onwaarachtigheid krachtens haar aard slechts een dagelijkse zonde is"(Dr. B. Haring, Das Gesetz Christi, 1960 p. 444. Ned. editie), meen ik alle protestanten te moeten waarschuwen: Houdt bij een bewering van een r.-k. theoloog er rekening mee dat hij, als het van nut is voor de R.-K. Kerk, niet (helemaal) de waarheid spreekt. En mijn ervaring met de vele ex-priesters die wij hier in ons ex-priesterhuis, De Wartburg, hebben gehad was dat de meesten van hen niet slechts een bekering tot, Christus, maar ook een bekering tot het spreken van waarheid en niets dan de waarheid nodig hadden. De leer: "Liegen is slechts dagelijkse zonde" heeft de fijngevoeligheid van het geweten op dit punt bij veel priesters sterk afgezwakt.

Het spijt me erg dat ik dit alles zo moet schrijven, maar uw brief dwingt mij ertoe.

Inmiddels met vriendelijke groeten:

Prof. Rotter eindigt zijn brief aan prof. Kúlling, die gedateerd was op 22 dec. 1986 aldus:

"Misschien lijkt het niet passend dat ik u deze brief juist vóór kerstmis doe toekomen. Maar wellicht is dit juist een geschikte tijd, want dit feest vermaant ons niet aan onwaarheid en strijd vast te houden, maar ons door het licht van de mensgeworden Heer te laten verlichten en Zijn vrede in onze harten op te nemen. Dat moge ik u toewensen en toehidden."

KOMMENTAAR:

1. Prof. Rotter poneert met zoveel stelligheid dat ik onwaarheid omtrent het rooms-katholicisme zou hebben geschreven, dat menige protestant hem zonder meer zou geloven. Dat is de oude stelling: Lieg er maar op los, er blijft altijd wel iets van hangen. En in dienst van de grootheid van de R.-K. Kerk is liegen helemaal geen zonde, of hoogstens dagelijkse zonde.

2. Prof. Kúlling laat zich echter niet beetnemen. Dat bleek mij opnieuw, toen ik in februari van dit jaar weer aan zijn Freie Theologische Akademie gastcolleges gaf over het rooms-katholicisme.

3. Deze vroompraterij van prof. Rotter is weerzinwekkend, nadat hij in zijn brief de eerlijkheid van een medemens in twijfel heeft getrokken. Maar, ook al heeft Rome steeds theoretisch het beginsel: "Het doel heiligt de middelen" afgewezen, in de praktijk passen ze dit beginsel herhaaldelijk toe. Dat blijkt ook weer uit de brief van deze jezuïet.

4. Prof. Rotter had blijkbaar gedacht dat zijn brief in staat zou zijn geweest om mij bij prof. Kúlling verdacht te maken. Hij zal daarom van de veronderstelling uit zijn gegaan dat prof. Kúlling zijn brief niet aan mij ter lezing zou geven. Vanzelfsprekend ontving ik dan ook van prof. Rotter geen antwoord op mijn brief aan hem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1987

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Jezuietenstreek

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1987

In de Rechte Straat | 32 Pagina's