IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

REAKTIES OP ONS JUNI-NUMMER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

REAKTIES OP ONS JUNI-NUMMER

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik bedank

„Heden heb ik uw juninummer ontvangen. Ik heb er een bittere smaak van in de mond gekregen. Vooral het geschrevene op p. 31, daaruit de zinsneden: „Ik moet nu die vriendschapsbanden verbreken" en „Ik wens ook op geen enkele wijze met jou aan het Heilig Avondmaal te zitten" — hebben mij de overtuiging gegeven dat ik nu als abonnee moet bedanken. Ik mis hierin de christelijke liefde".

U.

C.F.v.E.

ONS ANTWOORD:

Het zij zo. Laat zich de scheiding der geesten dan maar voltrekken, hoe pijnlijk dat ook is. Ik moet nu eenmaal eerlijk zijn. Ik kan niet zonder verontwaardiging aan het Heilig Avondmaal aanzitten tesamen met iemand die het Bloed van mijn Heiland loochent in zijn eigenlijke betekenis nl. als plaatsbekledende uitboeting van mijn zonden. Daarvoor is dat Bloed van Christus voor mij te heilig en te dierbaar (1 Petrus 1:18-19).

In Gods Rechterstoel?

„In 1 Cor. 11:28 staat: „Maar de mens beproeve zichzelf". Het is dus niet aan een ander te oordelen of iemand aan het Heilig Avondmaal mag of kan deelnemen, maar aan die persoon zelf. Daarom staat in vs. 29: „Want die onwaardig eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel".

Een tweede fout maakt ds. Hegger, wanneer hij schrijft: „Je (dr. W.) bent een door God gevloekte". Wie geeft ds. Hegger het recht op Gods rechterstoel te gaan zitten en op een dusdanig categorische manier iemand buiten het heil te sluiten?"

B. te I.

ONS ANTWOORD:

Allereerst is hier sprake van een duidelijk misverstand. Uitdrukkelijk heb ik geschreven: „Natuurlijk spreek ik hiermede niet een oordeel uit over het hart van Wiersinga, over zijn staat voor God" (p. 31). Er is dus geen sprake van een gaan zitten in Gods rechterstoel.

Wat ik deed, was heel eenvoudig de Bijbel naspreken. Paulus zegt: „Doch al ware het dat wij, of een engel uit de hemel, u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt" (Gal. 1:8). Welnu volgens mijn vaste overtuiging verkondigt dr. Wiersinga in zijn boek een ander Evangelie dan dat wat Paulus verkondigde.

Vervolgens meen ik gehoorzaam te moeten zijn aan de oproep in de Bijbel o.a. in 2 Cor. 6:14: „Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen … en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis?". Welnu de innigste gemeenschap die wij met elkaar kunnen hebben, is aan het Heilig Avondmaal. Maar hoe kan ik dan deze innige gemeenschap vieren met iemand waarvan ik overtuigd ben dat hij niet de weg naar het licht, maar de weg naar de eeuwige duisternis verkondigt nl. de zaligmaking door de werken en niet de zaligmaking door het geloof in het plaatsbekledende lijden en sterven van Christus, de zaligmaking door de genade alleen?

En behoeven we dan niet te luisteren naar het bevel van Paulus: „En wij bevelen u, broeders, in de Naam van onze Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt aan iedere broeder die ongeregeld wandelt en niet naar die inzetting die hij van ons ontvangen heeft" (2 Thess. 3:6)?

Wee mij, als ik niet indringend waarschuw

„Dat u tracht tegen te spreken wat tegen de Bijbel is, dat is door uw overtuiging uw plicht. Misschien was het beter als nog meerderen dat deden, al is er al veel geschreven over de dissertatie van dr. Wiersinga. Maar moet het bij de kerkelijke leiders altijd zo liefdeloos gebeuren? Ik geloof niet dat wij sterven aan vriendelijkheid, maar aan gebrek aan waarachtige liefde en waardering voor elkaar, aan gebed om en voor ons allen, Zijn Heilige Geest die ons verstand verlicht, aan gebed voor onze leiders die afdwalen en onze kinderen meesleuren, maar ook voor onszelf die moeten getuigen tegen hen. Dan pas kunnen we met ieder die zich gelovig noemt, praten over meningsverschillen, misschien met heilig vuur voor onze overtuiging, maar toch met een grote mildheid en liefde. Hoe zouden we iemand kunnen vervloeken, als we denken aan de eis. De naaste liefhebben als onszelf?".

A.

M.M.C.K.-V.

ONS ANTWOORD:

Die laatste vraag zouden we allereerst aan Paulus moeten stellen: Hoe kon u die dwaalleraars in uw Galatenbrief die zich als gelovigen en broeders aanmeldden bij de gemeente, vervloeken? Hebt u daardoor niet tegen de naastenliefde gezondigd?

Naar mijn diepste overtuiging beslist niet, want het gaat hier niet om een meningsverschil. Dan zou men mij terecht het verwijt van liefdeloosheid kunnen maken. Maar ik dacht juist dat ons blad erg ruim en mild is, wanneer het gaat over meningsverschillen onder christenen.

Dr. Wiersinga verkondigt echter in zijn boek niet een meningsverschil, maar een ander Evangelie. En dan gelden de woorden van Ez. 3:16-21, waar de Heere zegt dat wij de weg des heils moeten verkondigen en dat wij aan de goddelozen — dat is aan alle mensen — moeten aanzeggen dat zij zich bekeren moeten en de goede weg bewandelen. Die weg is — wij weten dat duidelijker uit het Nieuwe Testament — de weg van het geloof in het plaatsbekledende lijden en sterven van Christus. Wee ons indien wij hen niet waarschuwen, die zich op de weg bevinden die naar het onheil voert.

Jaren geleden is ergens in België een brug ingestort vanwege een konstruktiefout. Zoudt u het liefde van mij vinden, wanneer ik in de buurt van die brug zou zijn en de auto's die in volle vaart, nietsvermoedend, komen aangereden, niet zou waarschuwen, zodat zij in het kanaal zouden storten en verdrinken? Zoudt u het mij dan kwalijk nemen, wanneer ik uit alle macht schreeuwde om hun aandacht te trekken, zodat ze zouden stoppen en zich omkeren? Zoudt u dan tegen mij zeggen: „Man, schreeuw niet zo hard en maak je niet zo druk! Dat het niet tot hen doordringt, is voor hun rekening"?

Waarom vriendschapsbanden verbreken?

„Waarom moeten we vriendschapsbanden verbreken, als iemand een verkeerde overtuiging heeft of krijgt. Moeten we hem of haar dan nog niet veel meer met gebed, liefde en vriendschap omringen? Hoe wilt u getuigend samenspreken, als u de vriendschap verbreekt. Dat is het wat ik niet begrijp. Wel „op de bres springen", maar in biddend opzien om wijsheid voor de rechte woorden.

Volgens mij bereik je veel meer met liefdevolle overtuiging dan met het verbreken van vriendschap. Opbouwende kritiek, geen afbrekende die alleen maar kerkscheuring brengt. Waarschuwen is de eis der liefde tot God en onze Heiland, ook op deze dissertatie die voor velen onheil, eeuwig onheil, brengt. Maar ik blijf erbij dat u daarom als vrienden moet samenspreken, ook voor het eeuwig heil van Wiersinga zelf".

Amsterdam

M.M.C. Klein-Verleur

ONS ANTWOORD:

Wat doet zo'n brief je goed! Hoe prachtig staat de liefde te stralen in deze woorden. Dat is de liefde van Christus die wij als christenen mogen en moeten weerkaatsen.

En toch….. vriendschap is iets anders dan de liefde. Onze liefde mag nooit ophouden. Wij moeten iedereen, zelfs onze vijanden, liefhebben, maar we kunnen niet iedereen tot vriend hebben. Onze vriendenkring is uiteraard beperkt. De basis van elke vriendschap is de hoogachting, wanneer die ontbreekt, dan is er nooit sprake van echte vriendschap. Welnu, ik kan onmogelijk meer hoogachting opbrengen voor dr. Wiersinga, nu hij zulk een duidelijke trouwbreuk pleegt. Hij heeft zonder meer een ernstige belofte geschonden nl. dat hij eventuele bezwaren tegen de door hem ondertekende belijdenisgeschriften officieel zou indienen bij de gereformeerde kerken, waar hij predikant is.

Nu wil ik heus niet juridisch te werk gaan en eisen dat je elk bezwaar tegen een stuk van de belijdenis eerst langs kerkelijke weg bespreekt en dan pas publiceert, maar hier gaat het om heel de kern van ons belijden.

Wanneer Wiersinga aan het einde van zijn proefschrift of in een begeleidend schrijven vermeld had dat hij zich met een bezwaarschrift tot de gereformeerde synode had gericht, dan zou de zaak anders hebben gelegen. Dan was deze kwestie als een indringende vraag aan onze kerken voorgelegd. Dan zou je in bloedige ernst en in vriendschap daarover kunnen diskussiëren en dan zou dit oude belijden van de kerk in nieuwe heerlijkheid kunnen gaan glanzen. Dan zou Wiersinga zich in elk geval aan zijn belofte hebben gehouden.

Het spook van de kerkscheuring

Misschien zult u zeggen: „Maar dan is vriendschap iets in de persoonlijke sfeer. Waarom publiceert u dan die verbreking van de vriendschapsbanden?"

Mijn antwoord: Ik heb door de artikelen in ons juninummer bewust willen schokken. Zeker, ik was blij dat er ook een krachtig protest te horen was in gereformeerde kerkelijke bladen, maar er waren ook artikelen die de zaak wilden bagatelliseren, zo bv. in Gereformeerd Weekblad waar o.a. een professor van de V.U. zich keerde tegen de bewogen reakties van prof. Herman Ridderbos tegen Wiersinga.

En over het algemeen is dat het verloop in de gereformeerde kerken. Eerst komt er enige tegenaktie. Dan komen er steeds meer stemmen op die manen tot „verdraagzaamheid" en die altijd weer het spook van de „kerkscheuring" ten tonele voeren. En dat spook helpt bijna altijd in onze tijd. Zodra dat spook verschijnt, verstommen de meeste profetische getuigenissen.

Misschien kunt u zo iets beter begrijpen, waarom ik ook die persoonlijke vriendschapsbanden erin betrok als een van de middelen om de ernst van de situatie te illustreren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1971

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

REAKTIES OP ONS JUNI-NUMMER

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1971

In de Rechte Straat | 32 Pagina's