IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

van predikheer tot predikant

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

van predikheer tot predikant

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VERVOLG

De kloosterorde van de dominicanen of predikheren heeft in de r.-k. kerk een zeer goede naam. Vooral als studie-orde. Bekende en beroemde theologen kwamen uit deze orde voort, met aan hun hoofd mannen als Thomas van Aquino en zijn leermeester Albertos van Keulen. Aan r.-k. universiteiten zijn op de theologische leerstoelen de predikheren altijd en sterk vertegenwoordigd en een bekend man uit onze tijd als prof. Schillebeeckx, de theologische adviseur van het Nederlandse episcopaat, is ook een lid van de predikherenorde.

Deze feiten hadden er heel veel mee te maken toen ik uit de vele kloosterorden, waarbij ik me eventueel kon aansluiten, voor mezelf de orde van de predikheren koos. Ik moet bekennen, dat daar niet weinig puur menselijke trots en eerzucht achter zat. Door priester te worden zou ik al „de trots van mijn ouders" zijn, zoals men dat zei, maar dat zou ik nog veel méér zijn door priester te worden in de orde van de predikheren.

Ik wil niet zeggen dat dit de voornaamste reden van mijn keuze was, maar toch wel één die zwaar meetelde. De voornaamste reden was waarschijnlijk de persoonlijke bewondering en voorkeur van mijn vader voor de orde van de predikheren. Van andere orden wist hij trouwens niet zo veel. „Sigarenmerken kan ik nog wel uit elkaar houden," zei hij dikwijls, „maar al die paters- en nonnenmerken met geen mogelijkheid". Alleen de orde van de predikheren interesseerde hem eigenlijk en haast vanzelf droeg hij deze interesse ook op mij over.

Daar kwam nog bij, dat ik begrepen had dat mijn vader in heel wat mindere mate bewondering koesterde voor gewone parochiegeestelijken, althans voor de pastoor, die de pastorie recht tegenover ons huis bewoonde. Want toen ik voor het eerst officieel aan mijn vader vertelde, dat ik priester wilde worden en vroeg of hij dat goed vond, zei hij: „Goed, jongen, maar dan liefst niet zoals hiertegenover". Hij moest duidelijk niets van de pastoor hebben en vooral niet, zoals me later bleek, van de gemakkelijke manier waarop deze man zijn priesterschap opvatte en beleefde.

De kapelaan woonde óók „hiertegenover", maar hij was een persoonlijke vriend van mijn vader. Met een vorige kapelaan was hij zelfs zo bevriend geweest, dat deze mij na mijn geboorte het eerst mocht zien. En deze bevriende kapelaan was het ook die bij die gelegenheid al wist vast te stellen, dat ik later priester zou worden. Want toen hij mij een paar uur na mijn geboorte aandachtig stond te bewonderen, zei hij plotseling met opgetogen stem tegen mijn ouders: ,,Kijk eens, de plaats voor de kruinschering is er al!" Tegelijk wees hij op een klein kaal plekje op mijn achterhoofd. De meeste pasgeboren kinderen hebben dat, maar dat wist de goede man blijkbaar niet. We hebben er later dikwijls om gelachen. „Hij heeft zelfs nog een hele tijd nauwkeurig staan onderzoeken, spotte mijn vader, of jouw oortjes soms de vorm vertoonden van kleine krulletjes aan een kromstaf; dan zou er zelfs een bisschop in je gestoken hebben!"

In ieder geval stond niemand verbaasd, zelfs de pastoor niet, toen ik later kwam vertellen, dat ik priester wilde worden en wel van de orde van de predikheren. Want dat was al vanaf mijn geboorte te verwachten. Toch moet ik er tot eer van mijn ouders bij zeggen, dat zij mij nooit dwingend in die richting hebben gestuurd, zoals dat in die tijd en vooral op dorpen nogal eens voorkwam. Integendeel, gedurende de studiejaren heeft mijn vader mij dikwijls duidelijk gezegd, dat ik helemaal niet verplicht was om bij mijn eerste besluit te blijven en dat ik gerust iets anders mocht worden dan priester, als ik dat uiteindelijk toch liever zou willen.

Noch mijn vader noch ik begreep toen dat wij het over iets hadden wat helemaal niet bestond. Want van een priesterschap zoals de r.-k. kerk dat kent is in de Heilige Schrift nergens iets te vinden.

Vroeger interesseerde me dat niet. Het was voor mij, zoals voor de meeste rooms-katholieken nu nog, voldoende te weten wat de r.-k. kerk, ook over het priesterschau, leerde, zonder me af ie vragen waar de kerk die leer vandaan haalde. De kerk leert het en dus is het zo, was tot n mijn standpunt De studie van de theologie was daarom in die tijd voor mij ook eigenlijk geen objektief zoeken naar de theologische waarheid, maar meer het zoeken naar ver standelijke bewijzen voor een al tevoren als waarheid vaststaande kerkelijke leer. Pas toen ik die leer niet meer zo maar als vaststaande leer kon aanvaarden tengevolge van zelfstandig denken aan de band van alleen de Heitige Schrift als bron van Gods openbaring, veranderde mijn standpunt ten opzichte van vele dingen, en met name ook ten opzichte van de r.-k. leer over het priesterschap.

Van een dergelijk priesterschap is in het Nieuwe Testament niets te vinden. In het Oude Testament vinden we een priesterschap dat veel gelijkenis vertoont met het priesterschap dat ook andere volken kenden. De priesters zijn dan degenen die namens het volk de offers brengen. Oorspronkelijk deden de mensen dat zelf. Abel bv. en Kaïn en Noach en Abraham brengen zelf hun offers. Pas later, als de vervreemding van God groter wordt, komt bij de volkeren de gedachte op om de offers te laten brengen door officiële middelaars tussen de mensen en God en om de belangen van de mensen door daarvoor speciaal geroepen tussenpersonen bij God te laten bepleiten.

Dat zijn de priesters. En deze priesters kenden de Joden ook in de zonen van Aaron en de andere levitische families. Het Oude Testament vertelt daarover uitvoerig.

Maar zoals het hele Oude Testament slechts schaduw was en in Christus werd vervuld en ophield te bestaan, zo ook dat oudtestamentische priesterschap. In het Nieuwe Testament bestaat er onder de mensen zo'n priesterschap niet meer. Het Nieuwe Testament kent nog maar één Priester, in Wie alle priesterschap volkomen is vervuld: Jezus, onze Here en Heiland.

Daarover lezen we uitvoerig en indrukwekkend in de brief aan de Hebreeën en op andere plaatsen in de Heilige Schrift. In het Nieuwe Testament is Jezus de enige Priester en Middelaar (1 Tim. 2:5), Priester en Offer tegelijk, en „eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf" (Hebr. 9:12). Een persoonlijk priesterschap van bepaalde mensen, zoals dat in de r.-k. kerk bestaat, kent het Nieuwe Testament niet.

Wel is in het Nieuwe Testament, sprake van een priesterschap van alle gelovigen. Zij worden door de Heilige Schrift genoemd „een koninklijk priesterschap, een heilige natie . om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht" (1 Petr. 2:9). Maar dat is iets heel anders dan wat de r.-k. kerk onder het priesterschap verstaat. In die zin heeft in het Nieuwe Testament alleen Jezus zelf liet Priesterschap, „een Priesterschap, dat op geen ander kan overgaan" (Hebr. 7:24).

Naast Hem of in plaats van Hem of hoe dan ook is of was in het Nieuwe Testament nooit iemand priester.

Ik ook niet.

(wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

van predikheer tot predikant

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's