IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

ervaringen in Voorschoten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ervaringen in Voorschoten

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Voorschoten sprak ik in een vergadering van de gereformeerde mannenvereniging, die echter mede voorbereid was door het comité I.R.S. van Leiden en omstreken.

Een van de mannen-broeders hield een vurig pleidooi voor de r.-k. kerk. Hij begon met te zeggen: „Wij hebben deze avond ds Hegger gehoord, maar daardoor zijn we maar half voorgelicht. Wanneer we b.v. kardinaal Alfrink zouden beluisteren, dan zouden we de andere kant vernemen en pas goed ingelicht zijn".

Mijn antwoord luidde: Ik heb u deze avond uit de officiële r.-k. dokumenten geciteerd, voornamelijk uit de besluiten van Trente en uit de Nieuwe Katechismus. Deze uitspraken zijn helder en voor iedereen verstaanbaar. Als kard. Alfrink hier zou zijn, en hij zou een uitleg geven die precies tegenovergesteld zou zijn aan Trente of aan de Nieuwe Katechismus, dan zou hij gelijk zijn aan die Amerikaanse aartsbisschop, waarover Hans Küng schrijft in zijn boek „Waarachtigheid" (p. 76-77): „Hij zou nooit liegen, behalve als het van nut is voor de kerk".

Gereformeerde verheerlijkt Rome

„Christus is het Koninkrijk Gods komen prediken. Welnu, de r.-k. kerk maakt dat Koninkrijk zichtbaar in deze wereld. Ze is de hemel op aarde, de tastbare uitstorting van de Heilige Geest, het Koninkrijk Gods uitgebeeld door mensen. Er gaat van de r.-k. kerk zoveel bekoring uit. Als ik die prachtige gewaden zie van de paus, de kardinalen en bisschoppen, dan doet mij dat denken aan de profetenmantels. Zoals de Duitsers Nederland bezetten, zo heeft het Koninkrijk Gods bezit genomen van deze wereld. Seyss Inquart was de plaatsvervanger van Hitier als bezettende macht. Zou zo ook de paus niet de plaatsbekleder van Christus kunnen zijn, die de bezettende macht van Gods Koninkrijk in deze wereld vertegenwoordigt? De kerk moet hier op aarde een adres hebben. De paus is duidelijk een adres van Christus op aarde. Zijn schitterende kleding van de hogere kerkleiders zijn als hemelse gewaden, die ons aan God doen denken. Daarom ben ik tegen het optreden van de Amsterdamse studentenpastores. Dat is revolutie, rebellie, die de r.-k. kerk kapot maakt.

De rooms-katholieken geven ook een geweldig voorbeeld van offervaardigheid. Allereerst de priesters door hun celibaat. Ze tonen daardoor ver verheven te zijn boven de stoffelijke lusten. Ze leven als engelen en zijn ook daardoor een stukje hemel op aarde.

Ik heb het voorrecht gehad om in een r.-k. ziekenhuis door nonnetjes verpleegd te worden. Ze waren steeds vriendelijk en goed voor mij.

De rooms-katholieken offeren zoveel vroor de missie en voor andere goede doeleinden. Waar is onze offerbereidheid en ons streven om ook zo heilig te leven?"

Antwoord van Franse rooms-katholieken

De voorzitter verzocht hem zijn toespraak wat in te korten, anders had hij zijn pleidooi voor de r.-k. kerk nog veel langer gemaakt.

In de pauze vroeg ik hem: Bent u gereformeerd? Zijn antwoord luidde: ja. Ik had een innerlijke weerzin tegen deze ziekelijke, weke verheerlijking van de r.-k. kerk, waarmee alleen nog maar de conservatieve rooms-katholieken van Confrontatie en van het Sint Michelslegioen zullen instemmen. Er is gelukkig bij heel veel rooms-katholieken verzet gekomen tegen deze triomfalistische opvatting van de kerk.

Om dat te illustreren laat ik hieronder een gedeelte volgen uit de „Brief aan de paus" van 774 Franse intellektuele rooms-katholieken, die begin dit jaar gepubliceerd is:

„In de huidige situatie van het Vatikaan is de kerk gelijk aan een staat. Ze is een van de politieke machten van een bepaald type. Deze situatie vloekt met het universeel karakter van de zending der kerk en met een van haar wezenlijke kenmerken, namelijk dat ze aan de armen en kleinen de eerste plaats belooft.

Staatshoofd is U en U wordt als zodanig behandeld. Als U reist, wordt U niet ontvangen als een priester, maar als een vorst, voor wie de soldaten „de wapenen" presenteren. (—) Probeert U eens een ogenblik uw gewone leefklimaat te verlaten en vraag U af: Heeft Jezus zijn „Rijk dat niet van deze wereld is" (Joh. 18:36) werkelijk zó gedacht?".

„Men heeft in de kranten kunnen lezen dat, als het Vatikaan zijn effekten op de markt zou gooien, dit een beurskrach zou veroorzaken. Een onlangs uitgekomen boek „De fiscale paradijzen" noemt onder die paradijzen naast Monaco, Tanger, Hongkong enz. het Vatikaan. (—) Wat kan de gelovige antwoorden, als men hem de rijkdom van de kerk naar het hoofd smijt? Want U vertelt hem niets. Niet waar dat geld vandaan komt. Niet hoeveel er is. Niet hoe dat geld gebruikt wordt. En toch is het niet van U, maar van de gemeenschap. Paulus paste wel op om zich op dit gebied niet bloot te stellen aan kritiek. (2 Kor. 8:19-20 en het hele hoofdstuk)".

„En als U nu maar eenvoudig kon zeggen: We hebben ons vergist. Maar de trots van de kerk verbiedt U dit te zeggen. Het lijkt wel dat de trots die een zonde is in het individu, een deugd wordt in de gemeenschap".

„Wel zijn de mensen verlekkerd op show en folklore, maar met folklore kan men niemand naar Christus brengen. En dat is het enige wat van belang is".

„Toen Jezus de tempel verliet, zei een van zijn leerlingen tot hem: „Meester, kijk eens, wat een stenen en wat een gebouwen! Maar Hij zei: Ziet ge die grote gebouwen? Geen steen zal op de andere gelaten worden, alles zal worden verwoest" (Mk. 13:1-2). De basiliek van Sint-Pieter te Rome is het monument van de kerkelijke trots, niettegenstaande het genie van Bramante en Michel Angelo. Het herinnert ons aan de schandalige aflatenhandel en hoe de pausen opgingen in hei bouwen van monumenten, toen de kerk uiteen scheurde. Wij weten niet wanneer deze tempel vernield zal worden. Maar hoe mooi hij ook is, we zullen hem niet bewenen, want hij heeft ons te veel schade gedaan. Maar we weten wel heel zeker, dat er geen steen op de andere zal blijven van hel triomfalisme van de kerk, waarvan hij het symbool is". (Uit: De Nieuwe Linie, 11 jan. 1969.)

„Deze prelatenkerk heeft geen kans meer"

Laat ik deze gereformeerde „broeder" ook antwoorden met een citaat uit een artikel in Te Elfder Ure, jan. 1969, van J. Arts, priester, dat tot titel heeft: „Het einde van de katholieke kerk":

„Inhoudelijk heeft deze prelatenkerk geen enkele kans meer. Om haar heen lopen de gelovigen weg". „In hun spraakgebruik wordt hun eigen bestaan onmiddellijk gekoppeld aan het bestaan van Christus en van God (Zending, plaatsbekleder, opvolgers der apostelen) en daarmee nog steeds absoluut gesteld, nog steeds bruikbaar gehouden als middel tot autoriteitsoefening, of, als men het somber wil zeggen: tot gewetens-chantage". „Macht is macht en niemand geeft die op". „Deze prelatenkerk heeft om zichzelf te kunnen handhaven de oude filosofieën nodig, de filosofieën van God en mensen, van Christus die zijn kerk stichtte op een rots, van ziel en lichaam, van maagdelijkheid en celibaat — ruggegraat voor kastevorming — van boven- en onderschikking". „Dit is de reden dat positieve verwachtingen omtrent een min of meer snelle dooi van de hiërarchie geen redelijke grond hebben".

Is het dan niet vreselijk, dat iemand die opgevoed is met de Bijbel, een prelatenkerk staat te verheerlijken en dezelfde aardse opvatting van het Koninkrijk Gods heeft als de joden die Jezus aan het kruis hebben gebracht?

De profetenmantel

ik heb tijdens de vergadering nog gezegd: Hoe kunt u toch in die bombastische verschijning van de r.-k. hoge heren een stukje van de verwezenlijking van Gods Koninkrijk zien? Toen joliannes optrad, verkondigde hij: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. En Jezus Zeil heeft het tegen Nicodemus gezegd: Tenzij ge wederom geboren wordt, kunt ge het Koninkrijk Gods niet binnengaan. En weet u aan niet dat Jezus op de vraag van zijn discipelen, wie toch wel de grootste in het Koninkrijk zou zijn, antwoordde door een kind in hun midden te plaatsen en te zeggen: „Wie zichzelf gering acht en wordt als de kinderen, die is de grootste in het Koninkrijk der Hemelen" (Mt. 18:1-4). Misschien zal hij, met de conservatieve rooms-katholieken, antwoorden: Ja, maar de paus is in zijn hart heel nederig en is in het denken over zichzelf geworden als een kind. Dan zou ik zeggen: Best mogelijk, maar toon dat dan ook uiterlijk. Zelfs Christus vroeg niet aan de mensen dat ze zijn voeten eerst moesten kussen, zoals dat moet bij de paus, wanneer men bij hem wordt toegelaten voor een audiëntie. Laat de paus dan eens gewoon zijn en gewoon doen zoals andere anderen. Er is toch niemand die in zijn verschijning ook maar iets van de nederige, dienende gestalte van Jezus zal herkennen, ondanks de vrome woorden, waarmee hij zichzelf noemt: de dienaar van alle dienaren Gods. Die woorden klinken hol en voos tegenover deze grootste belastingontduiker, die resideert in een fiskaal paradijs (zie brief Franse intellektuelen).

En weet deze gereformeerde „broeder" niet, dat een profetenmantel van de Bijbel zeer, zeer sober is: een kleed van kemelshaar en een lederen gordel? Zo trad Elia op en Johannes de Doper.

De nonnekes

Ik geloof best, dat de nonnekes u goed en lief behandeld hebben. Maar ga hen niet zien als engelen van heiligheid. Het zijn gewone mensen, niet beter en niet slechter dan wij.

U kent het kloosterleven niet. U weet niet van de eenzaamheid, waarin zij vertoeven. Juist in het klooster zie je zo goed de medemens in zijn gebreken, peil je zijn (haar) diepe egoïsme, bemerk je hoe achter alles wat de ander denkt het eigen „ik'' staat. En dan is het zo moeilijk om die medekloosterling^) oprecht lief te hebben. Echte vriendschap en hartelijkheid is daar zo moeilijk. Wat een onderlinge jaloersheid is er niet in zo'n vrouwengebouw. Nog eens: daardoor zijn zij gewoon als anderen buiten het klooster, niet beter en niet slechter.

Maar juist daarom kunnen die nonnekes zo hunkeren naar een beetje hartelijkheid, die ze ontvangen wanneer ze een ander die ze niet van zo nabij kennen, goed behandelen. Johannes Berchmans (heilig verklaard) heeft gezegd: „Het samenleven met de andere kloosterlingen is de zwaarste boetedoening".

Voor die nonnekes was uw dankbaarheid, uw waardering voor haar diensten, een kompensatie voor de psychische kilte van het kloosterleven. En wilt u daar nu van profiteren? Wilt u een kerk verheerlijken, die dit systeem in stand houdt?

Grotere offerbereidheid

En wat de offerbereidheid betreft, de protestanten geven hun voorgangers voldoende salaris om een gezin te kunnen onderhouden, in tegenstelling met de rooms-katholieken. En om het in cijfers uit te drukken: de enige kerk waarvan we precies de opbrengst kennen, is de gereformeerde kerk. Welnu, de 824.358 leden (kinderen inbegrepen) hebben in 1966 samen voor allerlei doeleinden van de kerk, de zending, de de evangelisatie en de zorg voor de behoef tigen opgebracht ƒ 71.642.693,—. Het aantal rooms-katholieken bedroeg in 1960 in Nederland 4.629.745. Dat zou betekenen, dat zij verhoudingsgewijze zouden moeten opbrengen ongeveer ƒ 398.400.000,-, dus bijna 400 miljoen gulden, als ze hetzelfde per ziel zouden opbrengen als in de gereformeerde kerken, nl. ƒ 86,25 per jaar. Ik meen dit te moeten betwijfelen, want anders zou het voor de rooms-katholieken toch geen bezwaar kunnen zijn om 30 miljoen per jaar meer op te brengen, zodat hun priesters ook een gezin kunnen onderhouden, terwijl volgens kard. Alfrink zij daar niet toe bereid zijn (zie hierover onze paperback: „Onrecht in de naam van Christus" (p. 8-9).

Ik heb hier wat uitvoerig bij stilgestaan omdat ik wel vaker deze mening hoorde uitspreken van de grotere offerbereidheid van de rooms-katholieken. En dan meestal met die bijgedachte: Zie je wel, de leer van de verdienstelijkheid van de goede werken is nog zo slecht niet.

De kwestie moet echter vanuit Gods Woord worden opgelost en niet vanuit de cijfers, want in dat geval zou Rome het moeten verliezen.

Overigens moge ik met Paulus, die zich in 2 Kor. genoodzaakt zag over te gaan tot de dwaasheid van te roemen over wat hij moest verdragen, eindigen: „Wie roemt, roeme in de Here" (2 Kor. 10:17).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

ervaringen in Voorschoten

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's