IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Rome wees eerlijk!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rome wees eerlijk!

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer men aan een r. katholiek vraagt: Is liegen een groot of klein kwaad, — dan zal zo goed als iedereen antwoorden: Liegen is maar dagelijkse zonde. Want dit zal de meesten wel bij zijn gebleven vanuit de catechismus, dat bij alle andere geboden er steeds sprake is van doodzonde of dagelijkse zonde, naarmate men dit gebod in mindere of meerdere mate heeft overtreden, en dat, wonderlijk genoeg, bij het negende (r.k. achtste) gebod men het nooit verder kan brengen dan een dagelijkse zonde. Liegen blijft in zichzelf slechts dagelijkse zonde en wordt slechts een doodzonde, wanneer men door de leugen een ander in zijn goede naam of in zijn bezittingen benadeelt en aldus bovendien tegen een ander gebod zondigt.

Gelukkig komt er in onze tijd toch enige kentering in deze r.k. beschouwingen over de eis van de waarachtigheid in ons leven. Zo is de moralist, Dr. B. Häring, al heel wat strenger dan ons vroeger geleerd werd.

Wel schrijft Häring nog. „De meeste theologen leren tegenwoordig dat de leugen als onwaarachtigheid krachtens haar aard slechts een dagelijkse zonde is." Maar hij zegt daartegenover dat de Bijbel de leugen „categorisch en zonder enige beperking verwerpt". (De Wet Van Christus, II, 442-446).

Wij mogen daarom hopen, dat het bijbelse licht dat daardoor op de eis van waarachtigheid wordt geworpen, zijn uitwerking zal hebben op de tegenwoordige priesterstudenten, die met deze nieuwere visie in aanraking komen.

Liegen is „slechts" dagelijkse zonde

Toch blijft dat bijbelse licht in zijn kracht getemperd, nu ook Haring moet erkennen, dat de leugen volgens de meeste r.k. theologen van tegenwoordig nog steeds „slechts" een dagelijkse zonde is.

Wanneer men dan naast deze leer over de waarachtigheid en de leugen weet, welk een grote plaats de r.k. kerk in de gedachten- en gevoelswereld van de r. katholieken inneemt, dan moet men zich niet verwonderen, dat men in feite telkens weer met een stuk onwaarachtigheid in aanraking komt, wanneer het gaat om de verdediging of de uitbreiding van de r. katholieke kerk.

Het geestelijk voorbehoud

Dat klemt nog meer, omdat volgens de r.k. leer veel van wat wij leugen noemen, dit niet is. Dat is met name het geval bij de restrictie. Volgens de leer van het „geestelijk voorbehoud"is iets slechts dan leugen, wanneer de ander op geen enkele wijze kan opmaken dat men een andere betekenis aan bepaalde woorden moet geven.

Een voorbeeld. Iemand belt aan en vraagt of de heer des huizes thuis is. Dan mag mevrouw zonder meer zeggen: Neen, hij is niet thuis, al zit papa nog zo lekker achter de kachel z'n krantje te lezen. Want daar deze bezoeker geen enkel recht heeft op een gesprek met de heer des huizes, moet hij weten, dat hij geen juist antwoord op die vraag kan verwachten, en dus is daardoor deze onwaarheid van mevrouw in feite geen leugen.

Men strekt dat b.v. ook uit tot de rechtspraak. Wanneer de rechter een beschuldigde ondervraagt, dan hoeft deze nooit naar waarheid te antwoorden, zelfs niet als hij onder ede gevraagd wordt. Want van een beschuldigde wordt verwacht dat hij niet de waarheid spreekt. De omstandigheid dat hij beschuldigde is, maakt dat zijn onwaarachtigheid geen leugen is.

Iedereen zal inzien, dat deze beschouwingen een heel gevaarlijke kant hebben. Want waar ligt de grens van deze „omstandigheden", die maken dat een onwaarachtigheid in woorden geen leugen meer is?

De leugenachtigheid van elk mens

Wanneer wij in de Bijbel lezen van de aangeboren leugenachtigheid van de mens, dan ligt het voor de hand, dat wij maar al te gemakkelijk tot dergelijke grensoverschrijdingen overgaan. En dit des te gemakkelijker als er vrome motieven in het spel zijn. Om konkreet te zijn: Zal een r. katholiek niet lichtvaardig omspringen met de waarheid, als het gaat om de grootmaking van zijn r.k. kerk? Het is hem immers vanaf zijn vroegste jeugd bijgebracht, dat deze kerk de enig, ware kerk van Christus is, dat alle heil door bemiddeling van deze kerk op de mensen overgaat.

Hoe het ook zij, en uit welke motieven het ook moge voortkomen, in de praktijk stoten wij telkens weer op onwaarachtigheden van de zijde van r.k. theologen.

Wij begrijpen best, dat r.k. priesters zich gegeneerd voelen, waneer zij, bij her steeds intenser wordende oecumenische kontakt met protestanten, telkens weer geconfronteerd worden met de tegenspraak van de leer hunner kerk tegenover de Bijbel.

Het is echter te betreuren, dat zij dan die r.k. leer anders, bijbelser, gaan voorstellen dan zij is.

Dat is onwaarachtig en als zij op deze manier een protestants zieltje voor de grote r.k. kerk gewonnen hebben, dan is dat ook nog bedrog.

I SOLA GRATIA, SOLA FIDE

Onlangs sprak ik voor een vergadering die belegd was door de gereformeerde jeugd van het streekverband van Lutten a.d. Dedemsvaart.

Er was gelegenheid tot vragen stellen.

Een van die vragen luidde:

„Een paar keer heb ik een gesprek gehad met een kapelaan. Hij was een oprecht en blijmoedig christen, die zonder meer getuigde van wat men noemt: sola gratia, sola fide (alleen door genade, alleen door geloof).

Voor mij was dit gesprek een openbaring. Deze kapelaan verstond de goede werken als VRUCHT van het geloof, NIET als middel om zalig te worden. Zou deze overtuiging in de r.k. kerk niet méér voorkomen dan wij vaak denken?"

In aperte tegenspraak met Trente

Ik wil best geloven, dat deze kapelaan een oprecht en blijmoedig christen is. Maar als hij getuigt, dat wij alleen door geloof in Jezus Christus behouden worden en dat de goede werken geen middel zijn om zalig te worden, dan is hij in aperte tegenspraak met de duidelijkste uitspraken van het concilie van Trente. „Indien iemand beweert, dat de goddeloze alleen door geloof gerechtvaardigd wordt…., die zij vervloekt". (Denzinger Enchiridion no. 819).

„Indien iemand beweert, dat de mensen gerechtvaardigd worden enkel door de toerekening van de gerechtigheid van Christus…., die zij vervloekt" (no. 821). Indien iemand beweert, dat de goede werken van de gerechtvaardigde mens of een dergelijke wijze gaven Gods zouden zijn, dat ze niet tegelijkertijd ook goede verdiensten zijn van deze gerechtvaardigde mens, of als zo iemand beweert, dat de gerechtvaardigde door zijn goede werken, die door hem uit kracht van de genade Gods en van de verdienste van Jezus Christus (waarvan hij een levend lidmaat is) verricht worden, niet waarlijk zou verdienen de vermeerdering van de genade, het eeuwige leven en de verwerving van dat eeuwige leven (indien hij althans sterft terwijl hij in staat van genade verkeert), alsmede de vermeerdering van de heerlijkheid in de hemel, die zij vervloekt" (no. 842).

Hoe kan deze kapelaan, als hij deze uitspraken van het concilie van Trente leest, dan langer r. katholiek blijven?

Dit is misleiding

Zeker, wij weten uit eigen ondervinding, hoe moeilijk het voor een priester is om met zijn kerk te breken. Wij willen daarom ook geen oordeel uitspreken over het hart van deze priester. Maar wel nemen wij het hem kwalijk, dat hij aan gereformeerde jonge mensen het voorstelt, alsof deze leer van het „sola fide en sola gratia" ook mogelijk zou zijn binnen de r.k. kerk. Wanneer gereformeerde jonge mensen aldus tot de r.k. kerk gelokt worden, dan moet ik dit beslist veroordelen als bedrog. Want ook al zou deze kapelaan op geen enkele wijze bewust aan zieltjeswinnerij hebben willen doen, in feite is het dat wel. Want als werkelijk de r.k. kerk het „sola gratia en sola fide" zou aanvaarden, dan zit daar een ernstige reden in om de vraag te stellen, of we dan niet tot de r.k. kerk moeten terugkeren.

Interpretatie mag geen goochelspel worden

In onze tijd schermen veel priesters met een z.g. nieuwe interpretatie van net concilie van Trente.

Zelf heb ik het een keer meegemaakt, dat een priester sprak op een conferentie van predikanten. Ook hij verdedigde ongeveer dezelfde stellingen als bovengenoemde kapelaan.

Ik heb toen deze priester de vraag gesteld: „Maar wat doet u dan met de uitspraak van Trente dat wij „waarlijk de vermeerdering van genade en de hemel verdienen"? Als het concilie alleen maar gezegd had, dat wij dit alles konden verdienen, dan zou er nog een ruime marge opengelaten zijn voor de interpretatie. Je zou dat „verdienen" figuurlijk of geestelijk kunnen opvatten. Maar nu heeft Trente uitdrukkelijk gezegd, dat er van een „waarlijk verdienen" sprake is („vere mereri"). En verdienen staat toch steeds tegenover genade. Wanneer een arbeider bij mij een week gewerkt heeft, dan is het loon dat ik hem geef, geen gift meer. Hij heeft het waarlijk verdiend. Dat is juist het verschil met een aalmoes die ik geef, b.v. aan een arme man die langs mijn deur komt. Die aalmoes heeft die man juist niet verdiend. Ik geef het hem puur op grond van mijn medelijden met hem. — En zo is het ook met onze verhouding tot God. Wanneer ik loon heb verdiend, dan geeft God dat mij op grond van wat ik gedaan heb. En dan is het niet louter gift, genade meer. Paulus zegt het heel kernachtig: „Indien het nu uit genade is, dan is het niet meer uit werken; anders is de genade geen genade meer" (Rom. 11:6).

Het antwoord was ontwijkend: En toch is het niet zeker of u wel de juiste interpretatie van het concilie van Trente geeft.

Ik zou daarop willen antwoorden: Wanneer iemand zegt, dat wij de vermeerdering van genade en de hemel enkel op grond van genade en van het aannemen van die genade door het geloof ontvangen, en niet op grond van iets in ons, dan is hij in tegenspraak met Trente, die zegt dat wij de hemel ontvangen op grond van onze waarlijke verdiensten. Dat is geen interpretatie meer maar goochelspel met Trente. Wanneer iemand met zijn interpretatie aldus van een „ja" een „neen" kan maken, dan heb ik geen enkele waardering meer voor zulk een „interpretatie", maar dan moet ik dat brandmerken als één groot stuk onwaarachtigheid.

II SOLA SCRIPTURA

Enige tijd geleden moest ik een lezing houden op een gesprekskring. Een pater zou spreken over: „Schrift en traditie" en ik over: „Alleen de Schrift", sola Scriptura.

Het grappige was echter, dat ook deze pater het beginsel „alleen de Schrift" ging verdedigen.

Natuurlijk kwam bij de gedachtenwisseling al heel gauw uit, dat er bij de r.k. kerk in wezen niets was veranderd. Want ik vroeg daarna aan deze pater:

„Wilt u beweren, dat de r.k. dogmata zoals de leer over het vagevuur, de aflaat, de lichamelijke ten-hemel-opname van Maria uit de Schrift zijn te bewijzen?"

Na enige schermutseling kwam dan toch het antwoord:

„Néén, als u bedoelt de Bijbel als boek zoals het daar ligt als een schriftelijk dokument; já, als u de Bijbel bedoelt, zoals dit boek funktioneert in de kerk".

„Welke kerk", was toen mijn vraag.

„Natuurlijk de r.k. kerk", antwoordde de pater.

En daarmee erkende hij dus toch, dat de r.k. kerk in feite niet de Bijbel alleen als hoogste norm voor leer en leven aanneemt.

Blijf van onze termen af!

Er zit iets verdrietigs in deze overname van protestantse formuleringen door de r.k. theologen van tegenwoordig, terwijl men ze tegelijkertijd met een andere inhoud vult. Er zit een stuk onwaarachtigheid in.

Wie ook dergelijke methoden toepast? Het communisme! Achter het IJzeren Gordijn spreekt men ook van „democratie". Oost-Duitsland heet: de Duitse democratische republiek. Maar het woord „democratie" heeft daar een andere betekenis. De historische betekenis van het woord, zoals dat ook in het westen altijd verstaan is, is: „regering door het volk". De betekenis die de communisten er aan geven, is: „regering voor het volk". En zij beweren dan, dat het westen niet echt het volkswelzijn op het oog heeft in tegenstelling met henzelf.

R.K. priesters behoren te weten, dat de reformatie de term „sola Scriptura" steeds hebben verstaan in deze zin, dat men zich op de Bijbel mag beroepen als boek zoals het daar ligt. Wij zien daarin juist de zin van de Bijbel, dat God zijn beloften ook schriftelijk heeft laten vastleggen, om aan zijn openbaring een vastigheid te geven die niet meer vervormd en misvormd zou kunnen worden door de wankele overlevering van deze openbaring langs de zondige monden van mensen. Ook al hebben wij in onze tijd meer oog gekregen voor de waarde van de gemeenschap der heiligen, waarbinnen deze Bijbel leeft, daarmee hebben wij nog niets wezenlijks opgegeven van dit oude reformatorische beginsel. Zoals trouwens ook de r.k. kerk, ook al wil zij nu de Bijbel meer laten funktioneren dan vroeger, nog niets wezenlijks van haar oude beginsel van de onfeilbaarheid van de r.k. kerk en van het pausdom heeft prijsgegeven.

Het is toch enkel verwarringstichtend, als wij bepaalde termen van elkaar overnemen, maar ze met een andere inhoud vullen. Dan kunnen we wel voor de buitenwereld een oecumenische schittering tentoonspreiden, nu we zelfs dezelfde termen gebruiken, maar de niet-christenen zullen alleen maar nog verder van het Evangelie af komen te staan, als ze dit onwaarachtig gedoe doorkrijgen.

Bovendien: vroeger zijn duizenden reformatorische christenen gemarteld omdat zij het „sola Scriptura, sola fide, sola gratia" beleden. Priesters die nu deze belijdenis willen overnemen, zouden dan toch eerst eens een profetische aanklacht tegen hun eigen kerk moeten indienen, nu blijkt dat Rome deze mensen de dood heeft ingejaagd om een belijdenis, die nu dus in wezen diep-christelijk en bijbels blijkt te zijn.

De mannen van de harde formules

Op het huidige concilie is deze vraag thans ook aan de orde.

Men heeft daar de oude richting, met kardinaal Ottavia aan het hoofd, die klare wijn willen schenken. Zij houden niet van vervloeiingen, ook niet om de protestanten gunstiger tegenover dc r.k. kerk te stemmen.

Deze richting wordt door De Linie van 1 dec. j.l. aangeduid als „de mannen van de harde formule".

De bisschoppen van de nieuwere richting zijn in Rome gekomen met een pastorale bezorgdheid, om de voorwaarden te scheppen voor een versterking en opbloei van het geloof in deze tijd. Daar mag men allereerst toe rekenen, dat men de kloof tussen de gescheiden christenen niet groter wil maken dan strikt nodig is, maar juist alles wil doen wat, in trouw aan het evangelie, een toenadering kan betekenen" (Prof. E. Haarsma in De Tijd van 19 nov. j.l.)

Hoewel ik nu niet bepaald wegloop met kardinaal Otaviani, waardeer ik toch in hem het principiële standpunt. Je weet wat je aan hem hebt.

Oneerlijkheid of onwetendheid

Wij stellen nu de vraag:

Wanneer die nieuwere richting allerlei formuleringen van de reformatie overneemt, komt dat dan voort uit pure politiek, of uit onwetendheid, omdat zij eigenlijk nog steeds niet begrepen hebben wat de reformatie met deze beginselen, zoals zij in de historische formuleringen zijn vastgelegd, bedoelden?

De liefde vraagt van ons om zolang mogelijk de schuld te geven aan onwetendheid en niet aan bewuste oneerlijkheid en aan berekenende kerkpolitiek, die in wezen slechts zieltjeswinnerij is.

En dat is ook gemakkelijk, wanneer het gaat over het „Sola fide en sola gratia". Want het is inderdaad voor een r.katholiek heel moeilijk om precies te begrijpen, wat dit bij de reformatie betekent. En zo kan ik dus best aannemen dat de kapelaan, waarover we in het begin spraken, een oprecht christen is. —

Bovendien: de wens is dikwijls de vader van de gedachte. Vanuit het sterke verlangen naar de eenheid onder de christenen kunnen wij er gemakkelijk toe gebracht worden om te geloven in een reeds ver gevorderde eenheid, terwijl die er in werkelijkheid nog niet is. Dat is in dat geval dus nog helemaal geen oneerlijkheid.

Tot slot: er zijn in dit artikel enkele punten, waarover we graag wat dieper zouden ingaan. Maar dan zou ons artikel te lang worden. We hopen dat een andere keer te doen.

Spreekbeurten

Van prof. Muniz en ds. Hegger: 10 jan. Genemuiden, Herv. Kerk; 22 jan. Nijmegen, Chr. Ger. Kerk, Bijleveldsingel 30; 28 jan. Amsterdam, Begijnhofkapel; 30 jan. Moerkapelle, Ned. Herv. Kerk.

Dr. J. Kisszögyéni

De Hongaarse ex-priester, dr. J. Kisszögyéni, zal gaan studeren aan de theologische fakulteit van Brussel.

Eveneens de Franse ex-priester, Jean Brepsant.

Daarmee studeren dan reeds drie ex-priesters, op kosten van ons ex-priesterfonds, aan deze fakulteit.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1963

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Rome wees eerlijk!

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1963

In de Rechte Straat | 32 Pagina's