IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

van predikheer ot predikant

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

van predikheer ot predikant

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(VERVOLG VI)

Sommige mensen denken, dat achter kloostermuren alleen maar zeer ernstige mensen huizen, indrukwekkende vaten van heiligheid en geleerdheid, paters die de hele dag, al of niet met de kap ingetogen op het hoofd, over dikke boeken gebogen zitten. En inderdaad zijn daar zulke mensen, mannen die veel bidden, ernstig studeren en vele vrome en geleerde boeken schrijven.

Maar zo zijn ze lang niet allemaal. Er zijn ook heel gewone en maar middelmatig begaafde mensen bij. In een van de kloosters waarin ik verzeild raakte, waren zelfs twee gekken. Bij het eerste horen klinkt dat misschien even vreemd, maar toch is het zo. En persoonlijk vond ik dat helemaal niet vreemd, want men had mij meerdere keren verteld, dat in verschillende kloosters de statige ernst dikwijls aangenaam werd opgevrolijkt door de dwaze fratsen van een of meerdere idioten.

Wat er ook van zij, een van de kloosters waarin ik kwam te wonen, had er in ieder geval een paar goed geconserveerde exemplaren van. En ofschoon hun hele bestaan op zichzelf eigenlijk alleen maar diep treurig en deerniswekkend was, kon je soms toch leuke dingen met hen beleven, die vooral bij de studenten hijzonder welkom waren.

Een van de gekken luisterde graag naar de bijnaam „vader abt", omdat hij met trots een lange baard droeg. Hij was gewoon te zeggen: „de beste mensen op deez' aard' zijn dominicanen met een baard!" De enige dominicaan met een baard was hij namelijk zelf!

De andere werd Toontje genoemd. Hij was een dikke man met een glimmend kaal hoofd en een bol, onnozel gezicht, waaruit hij voortdurend schorre ruziegeluiden produceerde, vooral tegen zijn collega-idioot, die hij niet luchten of zien kon en die hij met de niet erg vleiende bijnaam van „het varken" betitelde. Luidruchtig voorgedragen meningsverschillen tussen de beide heren waren niet van de lucht, waarbij soms zelfs van de kant van Toontje forse slagen met een pantoffel op het clericale hoofd van de ander niet werden geschuwd!

Als welkome afleiding bij de studie en andere ernstige bezigheden in het klooster mocht ik een paar keer meemaken, dat door de twee eerwaarde heren hiervan een woest nummertje werd weggegeven.

Vooral ook tijdens de maaltijden waren zij niet ongevaarlijke rivalen. Want ze waren allebei nogal gedurfde eters en dat had dikwijls sportieve gevechten om de grootste hoeveelheden bij de maaltijden te bemachtigen tot gevolg. Daarbij voegden zij elkaar echter soms nogal bedenkelijke heilwensen toe, die bovendien in een serie Nederlandse zelfstandige naamwoorden verpakt waren, die voor de ingetogen sfeer van de grote eetzaal in het klooster juist iets te grappig aandeden. Vandaar dat pater prior het culinaire strijdperk van de beide eetartiesten naar een afzonderlijke ruimte naast de grote eetzaal had verplaatst. Voor de meeste studenten was dat geen geringe tegenvaller. Degenen echter die in de grote eetzaal zo gezeten waren, dat ze door de tussendeur het tweetal juist nog konden zien, golden als de boffers. Want dat betekende voor deze uitverkorenen, dat voor hen de maaltijden herhaaldelijk het karakter kregen van een variété met verplichte consumptie! Het hoofdnummer van de beide heren viel op een middag, toen zij aan tafel onder het uitspreken van een grappige dialoog geestdriftig ieder aan een kant van een grote schaal met bonen zaten te rukken, om zich het eerst en het meest te kunnen bedienen. Toontje was het die in deze enerverende tweekamp de geoefendstL bleek. Met een gladde schijnbeweging kreeg hij het eerst de fel begeerde trofee te pakken. Maar op hetzelfde moment trof hem een vervaarlijke linkse direkte van „vader abt" tussen de ribben. Onder een schreeuw van pijn ontketende dat bij Toontje een dermate wervelende vlaag van wilde woede, dat hij met een roekeloze zwaai de grote schaal met bonen hoog door de lucht zwiepte en deze vervolgens omgekeerd boven op het priesterlijke hoofd van „het varken" neer liet ploffen.

Wonder boven wonder bewaarde de getroffene, die een veel rustiger man was dan Toontje, zijn gemoedsrust en aangeboren geestigheid. Want toen pater prior even later op het woedende gesnurk en de rommelige geluiden in de kleine eetzaal afkwam, kon hij met geen mogelijkheid zijn lachen houden toen hij „vader abt" daar met de grote pot met bonen op zijn hoofd als een oosterse pop zag zitten. Het slachtoffer zelf keek hem een beetje beteuterd, maar gelaten, aan en met een innemende glimlach zei hij vriendelijk: „Neemt u mij niet kwalijk, pater prior, ik ben alleen maar even een beetje in de bonen!"

Zulke dingen waren geweldige belevenissen in het klooster. Er werd heel wat bij gelachen. En dat was voor velen een welkome afwisseling in de op zichzelf nogal eentonige gang van het kloosterleven. Ik probeerde er zoveel mogelijk bij te zijn. Want dat leidde mijn aandacht een beetje af van de geestelijke problemen, waarvoor de studie mij stelde.

In het begin van de studie had ik daarvan geen last gehad. Ik studeerde uit puur verstandelijke interesse filosofie en geschiedenis van de filosofie, zonder dat deze wetenschappen enige invloed hadden op mijn persoonlijk denken en mijn persoonlijk leven. Want mijn opvattingen over de grote levensvragen steunden niet op de filosofie, maar volgden gehoorzaam de leer van de rooms-katholieke kerk. Ik vond het wel interessant om de mening van andersdenkenden te vernemen en te bestuderen, maar enige invloed op mijn persoonlijk leven had dat niet.

Dat werd echter anders toen ik verder thuis begon te raken in de kerkgeschiedenis. Onze professor had er slag van om allerlei schandaalverhalen rond pausen, bisschoppen en kerkvergaderingen uitgebreid en smakelijk te vertellen. En ongetwijfeld waren zijn lessen daardoor dikwijls buitengewoon boeiend en plezierig.

Maar intussen stelden deze verhalen mij voor nogal ernstige problemen. Want ik had geleerd, dat gezagsdragers in de kerk en in de kloosterorden verlicht en geleid werden door de Heilige Geest. Daarom gehoorzaamde ik ook vrij gemakkelijk aan deze gezagsdragers. Want ik beschouwde hun meningen en beslissingen als meningen en beslissingen van de Heilige Geest.

Maar bij het bestuderen van de kerkgeschiedens kreeg ik daar moeilijkheden mee. Want als de kerkelijke en klooster-overheden werkelijk geleid werden door de Heilige Geest, dan moest ik dus ook hun daden niet zozeer op hun eigen rekening schrijven, maar vooral op rekening van de Heilige Geest. Maar toen ik bij de kerkgeschiedenis kreeg te horen over de huiveringwekkende dwalingen en misdaden van allerlei kerkelijke overheden in de loop der tijden, voelde ik daar niets meer voor. Ik dacht: de Heilige Geest oordeelt en veroordeelt toch niet de ene keer zus en de andere keer zo? En dat deden zíj wèl. Ofschoon ik meende, dat alle bisschoppen door de Heilige Geest geleid en voorgelicht werden, las ik in de kerkgeschiedenis, dat ze de hevigste ruzies onder elkaar maakten over de geloofsleer. Op de concilies kreeg dan de meerderheid gelijk of soms ook de minderheid onder dwang van de persoonlijke mening van de paus. En dat werd dan als de officiële geloofsleer afgekondigd.

Maar die andere bisschoppen dan, die een andere mening hadden? Waren die er doodgewoon naast, ondanks het feit, dat toch ook zij bisschoppen waren en ook geleid werden door de Heilige Geest?

Ik kan me voorstellen, dat nu iemand medelijdend glimlacht om zoveel onnozelheid en me toe zou willen schreeuwen: „Maar man, daarmee heeft de Heilige Geest immers helemaal niets te maken! Doe niet zo achterlijk!"

Dan antwoord ik nú: Akkoord, akkoord, volkomen akkoord. En dat is dan ook de reden waarom ik op het ogenblik geen enkele mening of beslissing van welke kerkelijke vergadering dan ook nog als komende van de Here, en dus als in geweten bindend, aanvaard. En zeker niet, als op zon vergadering de naam des Heren nauwelijks is genoemd! Maar in mijn studietijd was dat anders. Telkens werd toen de nadruk gelegd op de leiding van de Heilige Geest bij het hoogkerkelijk gedoe. En je moest het eens wagen om dat te betwijfelen!

Toch geloofde ik er hoe langer hoe minder in. Want deze opvatting stelde mij voor onoplosbare problemen. Bijvoorbeeld ten aanzien van de pauskeuze. Vooral dat was het werk van de Heilige Geest, zei men.

Maar was dan indertijd de keuze van Alexander VI een verschrikkelijke fout geweest van de Heilige Geest?

Ik voelde er meer voor om te geloven, dat Savonarola, de grote boeteprediker en profetisch tegenstander van de paus, een man geweest was die geleid werd door de Heilige Geest!

Ondanks de doemvonnissen van het concilie van Trente over de Hervorming, kon ik de beweegredenen van de grote hervormers heel goed begrijpen. De kerk verkeerde toen immers geestelijk in een zo treurige toestand, dat nadenkende mensen wel moesten gaan menen, dat dit onmogelijk het werk en de Kerk van Christus kon zijn. Ik twijfelde er niet aan of ik zou in die tijd precies hetzelfde hebben gedacht.

Deze overwegingen brachten mij toen echter ernstig in de war. Want ik meende, dat zulke gedachten zondig waren. Twijfelen aan de leer van de roomse kerk was immers volgens die leer grote zonde. Ik sprak er daarom over met de geschiedenisprofessor en met een kloosteroverste. Ze losten geen van beiden mijn problemen op. Dat kon trouwens ook niet, want die vrome leer over de bijstand van de Heilige Geest bij kerkelijke vergaderingen en bij het doen en laten van kerkelijke overheden is volstrekt onhoudbaar. Juist in die tijd werd dat nog eens op een zeer opvallende manier bevestigd. Er werd namelijk plotseling een pater hevig tegen zijn zin naar de missie gestuuid door een kloosteroverste, die kort tevoren door diezelfde pater in het publiek nogal erg was aangevallen en beledigd. Het was daarbij toch wel al te duidelijk, dat dat plotseling wegsturen van de pater naar de missie niets te maken had met de wil of de leiding van de Heilige Geest, maar doodgewoon een ordinaire wraakneming was van die beledigde kloosteroverste! Zo stapelden de problemen zich steeds meer op en nam de onrust in me steeds meer toe. En van het een kwam het ander. Want toen ik niet meer geloofde, dat de kerkelijke en kloosteroverheden door de Heilige Geest werden geleid, lag het voor de hand, dat ik ook de door hen verkondigde geloofsleer hoe langer hoe meer ging wantrouwen. Die twee gekken bijvoorbeeld waren priesters en ze lazen iedere morgen de mis. Daarbij gebeurden echter de meest vreemde en lachwekkende dingen. Moest ik nu geloven, dat die vertoning zoiets verhevens was als de roomse kerk over de mis leerde? Dat kon ik niet. Het leek me eerder godslasterlijk dan gelovig om dat te denken.

Zo was er iedere keer wat en iedere keer méér. En dit was bij lange na niet het ergste en het meeste. Ik kom daarop later nog uitgebreider terug, als de studie van de theologie ter sprake komt.

Wat mij echter vooral toen verontrustte, was het feit, dat ik door de problemen ook steeds zenuwachtiger werd. Ik begon bang te worden, dat me dit misschien geestelijk zou kunnen schaden. Ik wist, dat dat wel eens voorkwam. En het meest afschrikwekkende vooibeeld in dit opzicht had ik vlak bij de hand in de persoon van een van de twee gekken. Ik wist namelijk, dat hij in zo'n treurige geestelijke toestand terecht was gekomen juist door allerlei innerlijke en uiterlijke conflicten met de leer en met de overheid van de roomse kerk. Persoonlijk was ik daarom vast besloten om in ieder geval iets dergelijks in mijn eigen leven te voorkomen. Ik meende toen namelijk nog, dat een mens zoiets zelf in de hand kon hebben! Maar tegelijk bleef ik hopen, dat het wel op een of andere manier zou overgaan. Want ondanks mijn innerlijke opstandigheid tegen vele dingen in het klooster en in de roomse kerk hoopte ik toch, dat dit me nooit zou dwingen het klooster of de kerk te verlaten. Ik was dat dan ook op dat ogenblik nog helemaal niet van plan.

Ondanks de hoop, dat het vroeg of laat wel eens minder zou worden, namen echter de problemen toch steeds toe. En ze hielden ook niet op toen ik jaren later tenslotte dan toch maar moest besluiten om uit het klooster en de roomse kerk weg te gaan. Er kwam pas een einde aan, toen ik nóg enige jaren later langs een wonderlijke, onverwachte weg, maar overrompelend en heerlijk, in aanraking kwam met Jezus als Here, Redder en Heiland en het Evangelie ging ervaren als „een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft" (Rom. 1:16). Toen mocht ik weten en persoonlijk hevig ondervinden, dat geen kerk of klooster, maar alleen onze enige en volkomen Heiland, Jezus Christus, de benauwende zielsproblemen van een arme, geestelijk in het hopeloze donker tastende mens kan oplossen. Alleen bij Hem is voor een onrustig mens rust en werkelijke vrede en geluk te vinden. Niet bij mensen, bij kerken of bij kloosters. Die waren en die zijn er dikwijls met allerlei onware en onbijbelse beweringen eerder oorzaak van, dat mensen geestelijk ernstig in de war geraken, zoals die twee gekken, die ik indertijd in dat klooster tegenkwam.

Toch blijf ik geloven, dat er in de kerken mensen zijn, die werkelijk geleid worden door de Heilige Geest, en wel om de eenvoudige reden, dat de Heilige Schrift dat duidelijk leert. Maar dat zal nooit alleen zijn op grond van het feit, dat die mensen een of andere kerkelijke funktie bekleden en nog minder vanwege hun wetenschappelijke opleiding of positie. Men kan en mag dat alleen maar verwachten bij mensen „die niet naar het vlees wandelen, doch naar den Geest" (Rom. 8:4). Want „zij hebben de gezindheid van de Geest" (Rom. 8:5). En dat kan ieder waarlijk gelovige ten deel vallen. Echter niet door toedoen van een mens of een kerk of een klooster, maar alleen door „de genade van onze Here Jezus Christus, de liefde van God, onze Vader, en de gemeenschap met de Heilige Geest" (2 Cor. 13:13).

(wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

van predikheer ot predikant

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

In de Rechte Straat | 32 Pagina's