IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Ik ging om te spotten, MAAR….

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik ging om te spotten, MAAR….

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

IK BEN BLIJ, dat ik langs deze weg een kort getuigenis mag afleggen van het geluk en de vrede, die ik in Jezus Christus heb gevonden.

Ik groeide op in de angst voor de eeuwigheid. Deze angst liet me nooit los. Als ik 's avonds slapen ging en mijn gebeden tot Jezus en Maria had opgezonden, zou ik nooit vergeten om er aan toe te voegen:

Trap ik in mijn bed, dan trap ik in mijn graf„ o Heer, neem al mijn zonden van mij af.

Als ik te biechten ging, dan was er steeds die angst of ik wel alles beleden had, en of ik niets verzwegen had.

In mijn kinderjaren had ik thuis iets weggenomen. Ach, hoe dikwijls heb ik dat niet gebiecht. En nooit kon ik de volle zekerheid krijgen, dat dit nu eindelijk vergeven was.

Als ik te kommunie ging, dan sprak ik dringend met Jezus en smeekte Hem mij toch te helpen in mijn nood. Toen besefte ik niet, dat Jezus reeds heeft geholpen en voor al mijn zonden voldaan. Ik leefde in de overtuiging, dat ikzelf mijn zaligheid moest verdienen.

Ik ben tussen enkel jongens groot gebracht. Mijn broers hielden zich met God noch godsdienst bezig. Wat heb ik niet mijn best gedaan om hen over te halen toch eens een keer naar de kerk te gaan! En als dan weer eens ꨮ van hen zijn pasen had gehouden, was ik dolgelukkig.

In die tijd ging ik naar een ander dorp op school. Ik meest dan veertig minuten gaan om de statie te bereiken, waar ik op de trein ging naar de school. De kerk was in de tegenovergestelde richting, ook veertig minuten. Als ik naar de mis wilde, dan moest ik reeds v�vijf uur uit bed. Maar ik deed dat alles in de hoop mijn zaligheid zeker te stellen en dichter bij God te komen. Maar hoe meer ik deed, hoe verder ik mij van Hem verwijderd voelde. De angst voor de dood bleef mij bij.

Als jong meisje kreeg ik mijn onderricht bij de zusters van St. Agnes, in de volksmond „de rijke nonnen" genoemd.

Ik had een zeer grote verering voor Maria. Haar beeld versierde ik in de meimaand op mijn kamer en bad, voor dat beeld geknield, geregeld mijn rozenkrans. Ik bleef naar de mis gaan, biechtte geregeld en ontving de kommunie. Ik wilde als kind van God leven en zo later in de hemel komen.

Maar hoezeer ik mijn best deed, hoe leger ik werd van binnen. Als ik er aan dacht, dat ik eenmaal zou moeten sterven, dan begon ik te beven. Er werd mij immers geleerd, dat niemand rechtstreeks de hemel kan binnengaan, maar dat wij eerst in de reinigende vlammen van het vagevuur gejaagd worden.

Toen rijpte in mij het verlangen om in het klooster te treden. Daar zou ik heel dicht bij God leven en niet meer zondigen, of althans heel weinig. En dan zou ik natuurlijk ook niet lang in het vagevuur behoeven te branden. Ik vroeg aan mijn ouders de toestemming om non te worden; maar mijn vader weigerde de toestemming. Ik was minderjarig en dus zat er niets anders op dan te wachten totdat ik zelfstandig zou worden.

Niet zo heel lang daarna kwam ik in kontakt met een evangelisch christen. Ik had menig gesprek met hem. Het waren felle debatten, die wij voerden, waarbij ik mijn rooms-katholieke geloof vurig verdedigde tegenover de ketterij.

Tenslotte besloot ik om dan eens een van hun samenkomsten mee te maken. Maar tot mijn schaamte moet ik erkennen, dat ik er naar toe ging met het doel om er later eens flink de spot mee te kunnen drijven.

Maar hoe geheel anders is het gegaan. Reeds bij het binnenkomen in het kleine zaaltje kwam er iets over mij, dat ik niet kan beschrijven. Ik voelde dat die mensen iets bezaten, dat ik miste. Van het begin tot het einde heb ik zitten wenen. Van de prediking, die gedaan werd, hoorde ik niet veel, maar wel van de prediking, die Jezus deed in mijn hart.

Na de dienst vroeg de predikant of ik Jezus liefhad. Spontaan antwoordde ik: ja! Ik knielde neer samen met de predikant en ik heb toen mijn hart aan de Here Jezus gegeven.

Een onuitsprekelijke rust verbreidde zich over mijn gehele wezen. Alle angst voor de dood ging uit mij weg en is niet meer teruggekomen., Want ik weet nu, dat Jezus alles volbracht heeft op Golgotha. Zijn offer was volkomen en heeft een oneindige waarde. Ik kan daar niets meer aan toevoegen. Ik leerde Jezus kennen zoals Hij is: vergevend, liefdevol en barmhartig. Ik voelde mij gedragen door Hem. Het werd allemaal licht in mij.

De dag na mijn bekering kwam ik op mijn werk, - ik was in dienst bij streng rooms-katholieke mensen. Zij vroegen mij wat mij overkomen was, daar ik er zo gelukkig uitzag. Toen heb ik het uitgejubeld: ik ben zo blij, omdat ik gisteren mijn hart aan de Heer Jezus gegeven heb.

Het einde van het onderhoud was, dat ik aanstonds ontslagen werd, daar zij geen ketter in hun huis wilden hebben. Toen ik wegging, werd mij gezegd, dat het niet lang zou duren of ik zou terugkeren naar de rooms-katholieke kerk.

Maar nooit heeft deze stap mij berouwd. Daarom heb ik volle vrijmoedigheid om te getuigen wat Jezus aan mij gedaan heeft.

Niet lang na mijn overgave aan Jezus Christus was ik een keer alleen thuis, toen er een hevig onweer kwam. Vmijn bekering was ik geweldig bang voor donder en bliksem. Maar nu bleef ik rustig. Jezus had alle angst van mij weggenomen. Hoe heerlijk was toen de ervaring van Zijn vrede!

En nu, zesentwintig jaar later voel ik mij nog steeds veilig in Jezus' armen. God heeft ons leven wonderbaar geleid, al zijn beproevingen mij niet bespaard gebleven. Ik ben nu een gelukkig getrouwde vrouw en moeder van vier meisjes. Ik heb echter veel te kampen gehad met ziekten. Zelf werd ik o.a. aangetast door de t.b.c., waarvan ik echter inmiddels genezen ben.

Toen mijn oudste dochtertje zes jaar was, werd ze doodziek. Mijn man en ik gingen op de knieꬠen we hebben gebeden: „Heer, indien Gij haar liever hebt dan wij, ze is van U; U mag haar hebben". Maar God heeft haar aan ons als uit de dood teruggegeven.

In de oorlog hadden wij door allerlei omstandigheden geen evangelische samenkomsten meer in ons dorp. We baden, opdat God hierin uitkomst zou geven. En op zekere dag kregen wij bezoek van een predikant van de Belgische Evangelische Zending. Hij zei ons, dat hij graag in Schelle een samenkomst wilde gaan houden, maar hij wist niet waar. Vanzelfsprekend wist hij niets af van ons gebed.

Maar God is wonderbaar.

Met blijdschap hebben wij onze enige huiskamer, die we hadden, ter beschikking gesteld. En zo zijn we dan begonnen met huissamenkomsten, en nu hebben we naast ons huis een mooi kerkje, waar we onze diensten hebben. Onze kleine groep is stilaan uitgegroeid tot een gemeente, waarvan mijn man nu ouderling is.

Ik ben God heel erg dankbaar, dat Hij alles zo geleid heeft. Als ik terugdenk aan al de jaren, dat ik mij nu reeds zijn kind mag noemen, dan is er slechts stof om op God te roemen. Hij heeft mij overstelpt met zijn zegeningen. Hij heeft licht, vrede en geluk gegeven en de heerlijke zekerheid, mij geborgen wetend in Hem, daar waar vroeger slechts angst en twijfel was. Nu weet ik het: als ik een maal zal heengaan uit dit leven, zal ik Jezus ontmoeten en Hem mogen zien van aangezicht tot aangezicht. O, hoe heerlijk zal dat zijn!

Enkele jaren geleden stond ik aan het sterfbed van een tante van mijn man. Zij kon niet meer spreken, maar haar lippen bewogen, terwijl zij met haar vinger naar boven wees. Wij wisten wat zij zeggen wilde: „Ik ga naar huis, ik ga naar het vaderhuis". Is dat geen ontroerend sterven?

En daarom tot slot een woord tot de rooms-katholieken, bijzonder tot hen die geen vrede kunnen vinden in hun kerk.

Lieve vrienden, ach, twijfel toch niet langer. Vertrouw u toe aan Jezus, die zijn leven gegeven heeft uit liefde voor u en voor mij Waag het met Hem, en ge zult zien: het zal gaan van heerlijkheid tot heerlijkheid.

Er zijn geen grenzen aan Jezus' macht, voor elk die wond'ren van Hem verwacht. Ja, die Hem aanraakt, ervaart zijn kracht! Er zijn geen grenzen aan Jezus' macht.

Blijf toch niet langer tobben en tracht het niet meer zelf te verdienen. Jezus heeft het reeds lang voor ons gedaan. Wij hebben slechts te aanvaarden in geloof. Aan het kruis heeft Hij immers zelf gezegd: „Het is volbracht!". Kan daar nog iets aan worden toegevoegd?

Ik ken een prachtig lied, dat luidt:

Het is heerlijkheid met Hem te gaan, want Hij leidt mij overal, over bergen en door dal. Het is heerlijkheid met Hem te gaan.

Witte Gevelstraat 28, Schelle-Antw. (België)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1962

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Ik ging om te spotten, MAAR….

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1962

In de Rechte Straat | 32 Pagina's