IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

waarom

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

waarom

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Graag willen wij dergelijke vragen van lezers beantwoorden.

Natuurlijk zouden we eenvoudig „Heer" kunnen schrijven. Dat gebeurt bv. heel vaak in de berijmde psalmen, bijv.:

„Zend, HEER, Uw licht en waarheid neder

en breng mij, door dien glans geleid,

tot Uw gewijde tente weder......" (Ps. 43:3).

Helaas zijn er protestanten, die desondanks daar bijna een principiële kwestie van maken en verbitterd worden, wanneer iemand, geheel overeenkomstig de berijmde psalmen, het woord „Heer" gebruikt.

Voor mij is het dus geen principiële kwestie, maar, zo zult u vragen, waarom schrijft u dan toch „Heere"?

Omdat God op een heel andere manier mijn Heer is dan wie dan ook. God is de Heer die ik liefheb, in Wie ik geheel en al mijn vertrouwen stel. God is mijn Heer en mijn Vader in Jezus Christus. En die innige band van diep ontzag voor Gods grootheid én tegelijk van warm vertrouwen in Hem vind ik veel beter weergegeven in het woord „Heere". „Heer" klinkt voor mijn gevoel te koud, te zakelijk, te zeer op afstand.

Daarom zeg ik ook liever niet dat ik „vrees" voor God heb. Vrees doet mij aan angst denken. Vrees schept alleen maar afstand. Maar in het woord „vreze" klinkt tegelijk dat ontzag én dat gevoel van nabijheid door, dat ik bezit tegenover God, mijn Vader.

En ik spreek God ook niet graag aan met „U". „U" zeg ik tegenover een vreemde, uit beleefdheid of omdat ik een bepaald persoon toch nog niet voldoende ken om hem in de kring van de vertrouwde vrienden te halen.

Maar God is niet een „mijn-Heer" voor mij. Zeker, aan de ene kant is er een oneindige afstand tussen Hem en mij, maar aan de andere kant is de Heere mij intens dicht nabij. Augustinus heeft dat prachtig zo uitgedrukt: „Deus, superior summo meo et interior intimo meo" — God die ook het hoogste van mij overtreft en die mij meer nabij is dan het innigste van mijzelf.

Daarom spreek ik God liever aan met „Gij". Dat woord drukt deze beide aspekten uit.

De Engelsen hebben ook een apart persoonlijk voornaamwoord voor God: „Thou art — Thy Name..". Ik vind dat wij onze taal gaan verarmen, wanneer wij deze vormen als „vreze — Gij — Heere" gaan afschaffen. De rijkdom van een taal bestaat juist daarin dat het zoveel mogelijk woorden bevat die een bepaalde werkelijkheid ineens weergeven. Wanneer een taal veel haar toevlucht moet nemen tot omschrijvingen van de werkelijkheid, omdat ze niet over voldoende woorden beschikt, noemen we zulk een taal arm. De Engelse taal b.v. is zeer rijk, heeft ruim 600.000 woorden; de Spaanse taal bv. maar 180.000 woorden. Laten wij zuinig zijn met onze Nederlandse taal en niet allerlei woorden bewust op de vuilnishoop gooien.

Tenslotte nog een vraag: Waarom schrijftu „Heere" en niet „Here"?

Dat heb ik gedaan om tegemoet te komen aan de gevoelsbezwaren van verschillende lezers. Overigens gaat het hier niet alléén om gevoelsbezwaren. Deze broeders menen dat de naam „Heere" als eigennaam van God moet beschouwd worden, en aangezien eigennamen niet veranderen bij een wijziging van de spellingsregels, mocht ook de naam „Heere" niet veranderd worden.

Wellicht zult u dan verwonderd de vraag stellen: Maar het woord „Heer" of „Heere" is toch een Nederlands woord, dat we ook gebruiken om andere mensen aan te duiden, die een of andere heerschappij uitoefenen. Dat woord is dus geen eigennaam.

Zo eenvoudig is de zaak toch ook weer niet. In het Oude Testament heeft de Heere Zichzelf een naam gegeven nl. Jahweh, toen Hij verscheen aan Mozes in het brandende braambos. De Joden hadden echter zulk een grote eerbied voor God dat ze die naam Jahweh niet durfden uitspreken. Ze bezigden dan het woord „Adonai", wat „Heer" betekent. Dat is ook overgenomen door de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuagint. En nu is het merkwaardige dat wij dat gebruik ook terug vinden in de Evangeliën. Wanneer de Heere psalm 110:1 aanhaalt, waar in het Hebreeuws staat: „Jahweh (dus de eigennaam van God) heeft tot mijn Heere gesproken ...", dan staat er in het Griekse Evangelie: „De Heere heeft gezegd tot mijn Heere ..." (Luk. 20:42).

Toch moet ik eerlijk zeggen dat die argumenten mij wel wat zeggen, maar niet overtuigen. Ik vind er wél iets moois in, wanneer wij ook op deze manier Gods Naam trachten te eerbiedigen, maar ik zou iemand die „Here" schrijft, beslist niet willen beschuldigen van gebrek aan eerbied voor Gods Naam.

Waarom de Staten-Vertaling?

Nu nóg iets. Wij gebruiken steeds de zgn. Statenvertaling, d.i. De „Bijbel op last van de hoogmogende heren Staten Generaal der Verenigde Nederlanden en volgens het besluit van de synode nationaal gehouden te Dordrecht in de jaren 1618 en 1619 uit de oorspronkelijke talen in onze Nederlandse getrouwelijk overgezet".

Waarom?

Vooreerst omdat die Statenvertaling (S.V.) de meest letterlijke vertaling in het Nederlands is, die ik ken. Andere vertalingen zijn in sommige gevallen nauwelijks nog een vertaling te noemen, maar bevatten reeds een bepaalde interpretatie en omschrijving van de tekst.

Vanwege deze letterlijkheid is de S.V. soms wat moeilijk te verstaan. Maar dan kunt u altijd een andere vertaling erbij opslaan.

Vervolgens zijn in andere vertalingen bepaalde woorden verzwakt weergegeven. Slechts één voorbeeld. De S.V. vertaalt Rom. 8:1 aldus: „Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn...". De vroegere r.-k. vertaling (Petrus Canisius Vereniging) had: „Voor hen die Christus Jezus toebehoren, is er dus thans geen verdoemenis meer". U ziet hier tevens al een verschil in de letterlijke weergave. De P.C. vertaling zegt: „Hen die Christus Jezus toebehoren", maar in feite is dat reeds een verklaring en tevens afzwakking van wat de S.V. heeft: „degenen die in Christus Jezus zijn".

De nieuwe r.-k. vertaling (Willibrordstichting) vertaalt het woord „verdoemenis" met „vonnis", de vertaling van het N.B.G. (Nederlands Bijbel Genootschap) met „veroordeling". Dat is duidelijk een afzwakking. Het woord „veroordeling" of „vonnis" wordt ook voor de burgerlijke rechtspraak gebruikt. Wij hebben in de Nederlandse taal een woord nl. „verdoemenis", dat alleen de eeuwige veroordeling door God betekent. Dat is een ontzettend woord en als ik het uitspreek, dan gaat er nog steeds iets van een siddering door mij heen. Verdoemd worden, dat houdt in dat God mij vervloekt, voor eeuwig; dat Hij nooit meer iets met mij te maken wil hebben; dat de Zoon die Zijn uiterste liefde getoond heeft door mens te worden en aan het kruis te sterven, dan mij met vlammende toorn toeroept: Weg van Mij, jij, vervloekte, in het eeuwige vuur; die Zoon van God, die openbaring van Gods onbegrijpelijke erbarming over verloren zondaars; tegen mij... voor eeuwig!

Nu zullen de voorstanders van de N.B.G.- en van de Willibrord Stichting-Vertaling tegen mij zeggen: Maar in het Grieks had men geen apart woord om die eeuwige veroordeling door God uit te drukken. Het woord dat Paulus gebruikt, werd toen inderdaad tevens voor de burgerlijke rechtspraak gebezigd.

Ik heb alle begrip voor deze opwerping. Maar vertalen is niet alleen de letterlijke weergave van de tekst. Goed vertalen betekent ook de geest van de schrijver tot zijn recht laten komen. En uit het geheel van het betoog van Paulus blijkt, hoe ontzettend ook Paulus die eeuwige veroordeling door God vindt. En als wij nu een Nederlands woord hebben dat die ontzetting én de veroordeling door God tegelijk weergeeft, waarom zouden we dan dat woord hier niet gebruiken.

Afgoderij

Maar we mogen van een bepaalde vertaling ook geen afgod maken. Er zijn er die verbitterd vechten voor de S.V. en die meteen iemand verdacht maken, wanneer hij het waagt eens een keer een andere vertaling te gebruiken. Zulke protestanten strijden dan met eenzelfde geest, waarmee ook bepaalde konservatieve rooms-katholieken strijden voor het behoud van het Latijn in de mis. Voor priesters is dat nog te begrijpen. Zelf mediteerde ik vroeger ook liever uit de Vulgaat-vertaling dan uit een Nederlandse vertaling. Maar voor de eenvoudige rooms-katholieken die geen Latijn verstaan, is dat toch niet meer logisch. Zij zouden toch blij moeten zijn, dat er nu in de mis een taal wordt gesproken, die zij kunnen volgen. Daaruii zien we dat de sentimenten vaak een belangrijke rol spelen in zulke gevallen.

Dat wij geen afgod van de Staten-Vertaling willen maken, blijkr daaruit dat wij soms ook de vrijheid nemen om, als ons dat wenselijk vóórkomt, een andere te bezigen, zoals u kunt zien op p. 2.

Vraag maar raak

Tot hiertoe een beantwoording van vragen, die vanzelf bij u zouden opkomen; vragen die wij dus konden voorzien. Er zullen echter wellicht nog meer vragen bij onze lezers leven; graag willen we ook daarop antwoorden, als we tenminste daartoe in staat zijn. Schrijf ons gerust. Een positieve gedachtenwisseling stellen wij zeer op prijs.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1973

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

waarom

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1973

In de Rechte Straat | 32 Pagina's