IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

'Schrift' over dood en opstanding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

'Schrift' over dood en opstanding

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sinds februari 1969 verschijnt het tweemaandelijkse r.-k. tijdschrift „Schrift". „De redaktie streeft naar het bespreken van de Schrift binnen het groter geheel van wat ons vandaag bezig houdt", zo werd in het eerste nummer gezegd.

Laat ik eerst zeggen dat het een zeer boeiend tijdschrift is (adres Heilig-Landstichting 14, Nijmegen). Alles is sterk persoonlijk doordacht en men werkt niet met afgezaagde clichés. Er is bij de schrijvers ook een ernstig tasten naar de nabijheid Gods, een weldadig aandoende religiositeit.

Maar is er ook een trouw volgen van de Bijbel? Vindt men er een eenvoudige onderwerping aan het gezag van de Bijbel?

Daarop moeten we antwoorden: helaas niet. Men onderwerpt de Bijbel aan allerlei ontledingen. Men gaat uit van de stelling dat de Bijbel vele tegenstrijdigheden, mythen en gefantaseerde verhalen bevat. Het is de opgave van de exegeet door te dringen tot wat dan eigenlijk bedoeld is. Enkele citaten:

Jezus' dood geen heils- maar een onheilsgebeuren

Uit nr. 7: „Daarom kan men van deze zeer oude verkondiging (bedoeld is de verkondiging in de redevoeringen van Hand. 2, 3, 4, 5, 10 en 13, H. J. H.) ook niet zeggen dat het spreken over de verrijzenis tot uitdrukking zou willen brengen dat Jezus' dood heilsbetekenis heeft. Jezus' terechtstelling is veeleer een onheilsgebeuren en zijn opwekking uit de dood staat daar als heilsgebeuren tegenover" (p. 12). Dat is dus dezelfde leer als de Nieuwe Katechismus, die eveneens het plaatsbekledende lijden en sterven van Christus ontkent.

De opstanding geen echt gebeuren

„Wie zegt 'Jezus is verrezen', spreekt op een heel andere wijze als iemand die op de vraag of Jan nog in bed ligt, antwoordt dat hij is opgestaan". „Ze (de verhalen over de opstanding) spreken uit dat Jezus van fundamentele betekenis is ook voor de vragen en juist voor de vragen van leven en dood" (p. 14). „Het oudste evangelie (Markus) laat ons volledig in onzekerheid of het (graf) leeg was of niet" (p. 17). „Terugkerend tot de verhalen over Jezus, opgestaan ten leven, staan we opnieuw voor de vraag wat er precies geschied is. Dat leerlingen verrezen zijn uit hun droefenis en apathie, dat zij een nieuw zicht hebben verworven op Jezus en aangestoken zijn door zijn levenskracht, behoort tot hetgeen aanwijsbaar is geschied. Dat is veel en het heeft op zijn beurt aanstekelijk gewerkt. Maar toch! Was er misschien juist óók het geloofsbesef dat een mensenleven niet uitgeschreven wordt in het waarneembaar geschieden?" (p. 29). Op deze vraag wordt geen bevestigend antwoord gegeven. „Er is in het 'paasgebeuren' niet enkel iets met de leerlingen gebeurd, maar ook met Jezus zelf. Dit is echter niet wat we zo juist beschreven: een merkwaardige verlenging van Jezus' aardse leven" (p. 32). Al deze artikelen roepen vragen op, maar geven geen antwoorden; het is allemaal zwevend en vaag.

Maar de gemeente van Christus is geroepen om duidelijk te getuigen van haar Here, dat Hij waarlijk is opgestaan van de doden, waarlijk, dat is lichamelijk, zodat hij daarna met hen at, - het wordt precies genoemd: „En zij gaven Hem een stuk van een gebraden vis en van honigraten; en Hij nam het en at het voor hun ogen" (Lukas 24:42-43). Hij is even werkelijk en historisch uit de doden opgestaan, als wij elke morgen opstaan uit de slaap en ons begeven naar ons werk.

Verdwijnend in nevelige twijfel

Uit nr. 9: „Wie over de grens van zijn 'aardse' leven heen uitziet naar iets dat als een soort hervatting van dit leven zou moeten gelden, wie aldus hoopt op de 'verrijzenis van het lichaam', heeft niet begrepen waar het eigenlijk om gaat. Er was geen ander eeuwig leven dan dit: de enige waarachtige God kennen en Jezus Christus die Hij gezonden heeft (Joh. 17:3) en dit wordt de mens geschonken in het geloof". „Daarom zijn de feiten van onze geloofswerkelijkheid geen feiten naast andere feiten in onze empirische wereld, maar zij bepalen deze feiten en geven er een andere qualificatie aan" (p. 102).

Onze vraag: Waarom zegt men niet met eenvoudige woorden dat men niet meer gelooft in een leven na de dood, of althans zulk een voortbestaan heel erg in twijfel trekt?

De Nieuwe Katechismus wordt geprezen om de wijze, waarop die spreekt over het leven na de dood: „Met bijna onzichtbare inkt worden de contouren getrokken van het bestaan na de dood. Over het geheel hangt een verhullende sluier van wazige zijde die de juiste betekenis van de gebruikte woorden in het mysterie doet verdwijnen" (p. 105). Inderdaad … doet verdwijnen, totdat er niets meer van overblijft dan nevelige twijfel.

„We hebben nergens uitdrukkelijk kunnen vaststellen dat de stervende een continuïteit zag tussen het leven hier en een ander leven straks; we hebben nergens het gevoel gehad dat een stervende zijn sterven uitdrukkelijk beleefde als een overgang naar een hoger of beter leven" (p. 110).

Ons kommentaar: Als deze priester gelijk heeft, dan is dat wel een triest bewijs dat zijn kerk heel erg tekort geschoten is in de verkondiging van het Evangelie. Paulus juicht dikwijls uitdrukkelijk over het graf heen vanuit een overwinnend geloof bv.: „Het leven is mij Christus en het sterven gewin" (Fil. 1:21). Hij zegt dat hij gedrongen wordt door de „begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn" (vs. 23). Zie ook: „O heerlijke woning daarboven" op p. 27.

Schrale troost

Als deze priester dan ook schrijft over de hulp die aan de stervenden moet worden geboden, dan spreekt hij over allerlei vage dingen: „Deze hulp zal in de eerste plaats hierin bestaan dat men met de stervende de innerlijke ruimte schept waarin het leven zich kan voltooien". „Men zal aandacht moeten hebben voor de gevoelens van angst en wanhoop, van schuld en eenzaamheid". De priester moet de „metgezel" zijn voor de stervende, „hij kan Gods liefde voelbaar maken door een stuk solidariteit, door een bereidheid tot luisteren, die tot een 'meesterven' wordt" (p. 110-111). Maar over Christus als metgezel door het dal des doods wordt geen woord gezegd. Zijn naam wordt niet eens genoemd als hulp aan de stervende. Het is allemaal zielkunde, wat de klok slaat, vertroosting die mensen willen bieden, waarbij ze ook nog wel bereid zijn om wat mooie woorden van het Evangelie uit te spreken.

Dit is een puur vrijzinnige uitholling van de Blijde Boodschap. De werkelijke Christus wordt eruit weggenomen. Dit geschrijf is daarom zo gevaarlijk, omdat de artikelen voortkomen uit een warme, mooie, vrome godsdienstigheid en ingekleed zijn in de vorm van diepe, oorspronkelijke menselijke gedachten.

Maar de mens kan niet leven van de gedachten van anderen, alleen van het Woord Gods. Dat levende water kan onze eeuwige dorst stillen; al het andere zal ons nooit blijvend kunnen bevredigen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juli 1970

In de Rechte Straat | 48 Pagina's

'Schrift' over dood en opstanding

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juli 1970

In de Rechte Straat | 48 Pagina's