IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

de aktualifeit van de reformatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

de aktualifeit van de reformatie

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Portret van onze tijd

Het thema van de toespraak van deze morgen kunt u van twee kanten benaderen. Wij kunnen beginnen bij de reformatie en dan zien wat we daarvan zeggen zullen; wij kunnen ook aan de andere kant beginnen bij onze eigen tijd. Het is weliswaar in de buurt van 31 oktober en deze Toogdag hangt natuurlijk samen met die datum, maar het lijkt me toch goed om vandaag maar eens te beginnen met onze tijd; om te proberen het geestelijk portret van onze tijd te tekenen en op die manier wat licht te krijgen over wat de reformatie voor onze tijd betekent.

Gevoel van onzekerheid

Het eerste dat wij van de geestelijke situatie in onze tijd kunnen zeggen is wel dit, dat dit gekenmerkt wordt door een gevoel van grote onzekerheid. Er zijn ontzaglijk veel mensen die het niet meer weten. Alles verandert en alles verschuift, niets blijft op zijn plaats. Voorstellingen die eeuwenlang vastgehouden zijn, worden in een paar jaar tijds overboord gegooid en andere dingen waarin men hecht geloofd heeft, niet alleen in protestantse kringen, maar ook in rooms-katholieke kringen, worden zomaar van de tafel geveegd. Onzekerheid schijnt daardoor meer waard te zijn dan zekerheid en je krijgt als je met de mensen praat wel eens de indruk dat twijfel beter is dan een vaste overtuiging; en dat het aarzelend in deze wereld staan en zeggen ik weet niet waar ik aan toe ben, beter is dan knopen door te hakken en dan te zeggen: Dit is mijn overtuiging. Duidelijkheid schijnt in onze tijd soms slechter dan vaagheid en wie uit een vaste overtuiging spreekt is „exclusief", dat betekent „hij sluit anderen uit", zichzelf natuurlijk binnen, maar anderen sluit hij uit. Een term van onze dagen is het „inclusieve denken"; dat wil zeggen dat je de ander erbij betrekken moet, dat je de ander in de discussie moet laten deelnemen en dat je vanuit de ander moet denken, zodat hij op het appèl ook aanwezig is, zelfs al is hij lichamelijk afwezig. Daarom is de leus van onze tijd „niet al te boud, niet al te stellig en niet al te stoer" te spreken, maar onzeker „wij weten het niet".

Vaagheid

Daarmee gepaard gaat een tweede karaktertrek van onze tijd en dat is de vaagheid, vaagheid in velerlei opzicht. Laat ik het eerst maar noemen in verband met de vraag, wie is eigenlijk een Christen? Daarover bestaat een vaagheid. Deze week las ik een grote boek van een Hoogleraar uit Nijmegen, die daar Moraaltheologie doceert en die schreef: „Ieder die het goede wil doen, al is hij apèrt een atheïst of een ongelovige, zou ik een christen willen noemen. Het is voor onze tijd typerend — eigenlijk toevallig — dat het een roomskatholiek is die het zo zegt, want er zouden ook protestantse boeken te citeren zijn waarin we dezelfde stelling tegenkomen. Een vaagheid ten aanzien van het christen-zijn en het Christus toebehoren.

In verband met die vaagheid is de term dialoog zo gewild en zo populair. Waarom? Een ander moet niet worden uitgesloten. Waarom zou ik het alleen weten en waarom zou de ander zijn bijdrage ook niet kunnen leveren? Of die ander Christen is of een heel andere levensovertuiging heeft, doet er eigenlijk niet toe. Laten we samen om de tafel gaan zitten, laten we een gesprek voeren en laten we bij voorbaat alles van een vraagteken voorzien, dan zullen we zien wat er uitkomt. Na een paar uur discussiëren zullen we dan wel wat houvast hebben. Ja, u dacht het. Het houvast is de onzekerheid.

Dat, het samen doen en het samen spreken is in onze tijd stellig al niet alleen meer een kwestie van de Reformatie en de rooms-katholieke kerk. De verandering gaat zo ontzaglijk snel en de verschuiving zo gauw dat het ook al andere wereldgodsdiensten waar wij in Nederland mee te maken krijgen, gaat betreffen. In elk geval, de vaagheid wordt daardoor gemarkeerd, dat niemand moet worden uitgesloten, maar dat eigenlijk ieder erbij betrokken moet worden geacht, en dat van ieder ook even belangrijke, een even wezenlijke bijdrage kan worden verwacht. Alstublieft niet .exclusief" want dat is antiek. Alstublief „inclusief", de ander erbij.

Algemene religiositeit

Daarmee houdt een derde karaktertrek van onze tijd verband en dat is deze: dat godsdienst gekenmerkt kan worden als een algemene religiositeit. Want wat is de inhoud van het christelijk geloot van onze dagen, wat is de inhoud van het christendom in onze tijd? De inhoud verdwijnt in de mist. Ik geloof dat we hard op weg zijn naar een „religie van de menselijkheid".

Om het menselijk te maken op deze wereld en het toch vooral menselijk te houden. En in die religie van de medemenselijkheid heeft de Here Jezus de centrale plaats, maar niet vanwege wat Hij gedaan heeft en niet vanwege het offer dat Hij gebracht heeft en dat verzoenend is voor de zonden der zijnen, maar omdat Hij mens was, omdat je aan Hem kunt zien wat het mensenleven is, ook in zijn narigheid, ook in zijn tegenspoed, ook in zijn teleurstelling. De lotgevallen, de ervaringen van Jezus van Nazareth zijn nu karakteristiek voor het menszijn. De manier waarop Hij daarop gereageerd heeft, zich daartegen verzet heeft en zich daar doorheen geslagen heeft, is een voorbeeld voor ons, mensen. Dat is de religie van de menselijkheid. U vindt het in publikaties uit ons eigen land, uit Amerika en uit Duitsland, die allemaal in dit ene punt samenkomen: omdat Jezus van de hemel kwam en mens werd, heeft Hij met ons allen iets gemeen.

Wij krijgen wel eens de indruk dat de mensen voelen dat er een geweldige storm op til is. Denk aan reizigers in de woestijn, door een zandstorm zullen ze overvallen worden. Wat gaan ze dan doen? Dan hurken ze bij elkaar en dan zoeken ze hun sterkte en hun kracht in eikaars aanwezigheid om samen het onheil zo mogelijk te overleven. Ik heb wel eens het gevoel dat de mensen van onze dagen iets dergelijks intuïtief aan voelen komen. De zandstorm is op til, het zwerk is donker gekleurd en wat doen we nu, waar bergen we ons? We bergen ons daar waar we de menselijkheid nog een klein beetje kunnen vasthouden, waar we nog iets van de menselijkheid kunnen bewaren en zo proberen we ons te verdedigen, te verzetten, ons af te weren tegenover het machinale van de mammoetcomputer en al datgene wat wij in onze tijd aan technische prestatie meemaken. De menselijkheid! En die menselijkheid wordt dan ingebouwd in de godsdienst. Het is heel merkwaardig — uit welk theologisch klimaat men de zaken bekijkt en van welke kant de boeken tot ons komen — dit alles is één doorgaande lijn. Hier vinden Amerikanen en Duitsers, hier vinden Nederlanders en Engelsen elkaar. Algemene religiositeit waarin de menselijkheid centraal staat en waarin het erom gaat dat we als mensen onszelf tenminste handhaven op deze wereld en onze menselijkheid tenminste weten te bewaren temidden van wat er verandert en wat er verschuift. Dat is, dacht ik, ook de achtergrond van de roep zoals we die deze zomer op allerlei kerkelijke vergaderingen in breder verband gehoord hebben, dat de kerk politiek moet spreken, dat de kerk concreet moet spreken, dat is dat de kerk nog maar één manier heeft om de wereld te benaderen, nog maar één kanaal om invloed uit te oefenen en dat éne kanaal is: de mens. Daarover heeft de kerk een boodschap te sturen. Over de menselijke verhoudingen en over de onmenselijke verhoudingen, over al datgene dat de menselijkheid bedreigt en opbreekt.

Iemand zei tegen mij van de zomer op de Gereformeerde Oecumenische Synode te Lunteren: „als de kerk zó niet spreekt dan zal ze geen toekomst meer hebben".

Crisis rond het Woord van God

Daarmee gaat een vierde trek gepaard. Ik dacht dat dat de kern van alles is, de crisis rondom het Woord van God. Dit hele levensgevoel van onzekerheid, van vaagheid, van een algemene religiositeit, heeft voor mijn besef te maken met de grote crisis rondom het Woord van God.

Ik dacht dat wij over deze crisis drie dingen kunnen zeggen. Het eerste is dit: het Woord wordt niet betrouwbaar geacht en daarom kan het niet zinvol zijn en dan is het ook niet meer bruikbaar. Dat zijn de drie punten, niet betrouwbaar, je kunt er niet van op aan, het is tenslotte een menselijk verhaal dat zich in niets van andere mensenboeken onderscheidt. Het is een menselijk verhaal dat op geen enkele wijze zich onderscheidt van weet ik wat voor boek. Het is de neerslag van een religieuse ervaring; het is de verwoording van een stuk gemeente-theologie van de eerste christenheid, dat is de Bijbel. In verband daarmee krijgt u direkt dat dan ook de zinvolheid van de Bijbel verdwijnt, als je er niet van op aan kunt, als je er toch van moet zeggen „Ik weet eigenlijk niet hoe het geweest is en wat de zin ervan is", wat voor zin heeft het dan nog om de Bijbel open te doen, wat voor zin heeft dan nog het proberen je houvast erin te vinden, om erin gefundeerd te worden. En zo wordt het als onbruikbaar aan de kant geschoven, wordt het weggedaan uit onze samenleving.

Merkwaardig is ook dat de nieuwere theologie van de Bijbel bijzonder weinig gebruik maakt. Er is daar geen uitleg van de Bijbel; een enkele keer nog eens het aanhalen van een of andere tekst, maar met de Bijbel wordt in de nieuwere theologie over het algemeen niet geworsteld, zou ik willen zeggen.

Deze storm vaart over Europa. Deze geestelijke situatie is het waarin wij leven. Onzekerheid, vaagheid, algemene religiositeit, geconcentreerd in een crisis rondom de Bijbel.

Weet u wat nu het opvallende is. Dat wanneer je daar tegenover iets zou willen stellen, je, wanneer je dat met stelligheid en overtuiging doet, valt onder de banvloek van heel deze geestelijke verwording.

Men mag alles zeggen, men mag alles verkondigen, men mag alles in twijfel trekken, men mag achter alles een vraagteken zetten, men mag iedereen erbij halen van welke levensovertuiging. Op het pastoraal concilie waren mensen die met de kerk gebroken hadden en hun ongeloof beleden, zelfs gesprekspartners, maar men mag niet zeggen „Zo zien wij het".

2 De actualiteit van de reformatie

Nu zou ik het om willen keren. Wat is de actualiteit van de reformatie? Als we zo het geestelijk portret van onze tijd hebben proberen te tekenen, hier en daar misschien wel iets scherp toegespitst, misschien zo dat iemand zegt „ik herken in dat trekje onze tijd niet", maar toch aan de andere kant zó, dat ik meen dat naar eer en geweten gedaan te hebben. Wat is nu de actualiteit van de reformatie.

Zekerheid

Ik dacht dat een van de eerste dingen die opvalt als we de reformatorische geschriften en belijdenissen lezen, dit is: dat zij de onzekerheid niet gekend heeft. Dat was ook eenvoudig uitgesloten. Zou je vanuit die onzekerheid bereid zijn om je leven er voor over te hebben? Zou je vanuit die onzekerheid die in onze tijd opgeld doet, bereid zijn om jezelf ervoor over te hebben tegenover de inquisitie? De Reformatie sprak vanuit een zekerheid, vanuit een vastheid. Het is ontroerend welhaast om te lezen hoedat de artikelen van de nederlandse geloofsbelijdenis beginnen met die prachtige woorden: „Wij geloven en belijden". Daar hebt u het; deze mensen hadden iets in handen. „Wij geloven" en dat was natuurlijk niet alleen maar een zaak van het hoofd, maar dat was een zaak van hun hele bestaan, daar waren ze met hun hele existentie bij betrokken. „En wij belijden". Dat is: dan durven we het ook te zeggen, dan durven we het uit te spreken, als het moet tegenover de inquisitie, als het kan tegenover de medemens. Dat woord „belijden" als bijbelse term, betekent, zoals u weet, eigen lijk: hetzelfde zeggen, samen spreken met; met wie, met wat? Met het Woord van de Levende God, met het getuigenis van de Heilige Schrift. Dat was het belijden van de reformatie, niet om zelf op de tenen te gaan staan, niet om hoogmoedig zich op de borst te kloppen, niet om op de een of andere manier zelf naar voren te komen en te zeggen „zo heerlijk ver hebben wij het gebracht". De omstandigheden waren er niet naar en de hele geestelijke situatie maakt dat wel onmogelijk. Desondanks, „wij geloven" en „wij belijden". Men wist waarop men bouwde, want men had het Woord van God teruggevonden.

De grens

En daarbij komt het tweede; dat staat haaks op de situatie van onze tijd, precies het tegenovergestelde van wat wij meemaken. Er was geen vaagheid over wie een christen is of wie niet,er was geen uitwissing van de grenzen, men heeft in de reformatorische belijdenissen en geschriften er niet voor ge schroomd die grens aan te duiden, die grens te trekken, om eerlijk te zeggen: als je aan deze kant van de grens staat dan sta je er buiten; alleen als je aan die kant van de grens staat, dan sta je er binnen. Och, een paar woorden zijn genoeg om dat te illustreren, „worden alle mensen door Christus zalig gelijk ze in Adam verdoemd zijn geworden?" „Neen, alléén zij die Hem door een waar geloof ingelijfd zijn". Alleen zij, daar hebt u iets van de grens die men in de reformatie wist te trekken. Ik denk aan Zondag 31 van de catechismus, waar gesproken wordt over het feit dat de toorn Gods blijft op hen die zich niet van harte bekeren tot de Levende God. Waarom trok men in de reformatiedagen die grens? Was dat omdat men af wilde stoten, was dat omdat men een groepje wilde vormen, was dat omdat men een kliekje wilde zijn en de rest er buiten wilde houden? Dat was omdat men de érnst van het Evangelie gezien heeft, omdat men verstaan had dat het in Jezus Christus gaat om een zaak van leven of dood, van redding of verlorenheid, van behoud of van ondergang en dan mag je niet spelen door lijnen tot stippellijnen en door puntjes ervan te maken en dan mag je niet spelen met het lot van de mens en met de toekomst van een mens door de zaak in het vage te duwen en te zeggen „we weten het niet". Vanuit de prediking van Jezus Christus wist men een lijn te trekken en schuwde men ook niet dat te zeggen. Ik denk aan het woord uit 1 Johannes 5: „Wie de Zoon heeft, heeft het Leven; wie de Zoon niet heeft, heeft het Leven niet". Wat je verder ook hebt, wat je verder ook bent, wat je verder ook krijgt, wat je ook bereikt: Wie de Zoon niet heeft, heeft het Leven niet.

Dit is een woord, dat in onze tijd niet gangbaar, en ook niet aangenaam is. Het is een stukje van de actualtiteit van de reformatie. „Wie de Zoon niet heeft, die heeft het Leven niet".

Dienst aan God

Het derde dat ons opvalt bij de reformatie, is dit: het ging daar niet om een religie van menselijkheid, maar de waarachtige religie was dienst aan de Levende God. Waarom was dat dienst aan de Levende God? Omdat men in de reformatie maar al te zeer gezien heeft dat God zich vanuit de hemel met mensen bemoeit, dat heil en zaligheid niet vanuit mensen opkomen en niet door mensen gefabriceerd noch door mensen uitgedeeld en toegediend worden, maar dat het uit de hemel komt, dat het van God komt, ja dat het eeuwig welbehagen van God de oorsprong is van heil, redding en behoud en dat het Gods genade is, Gods barmhartigheid, Gods ontferming en Gods liefde met zondige mensen, dat Hij zich met hen bemoeit en dat Hij aan hen denkt. In de reformatorische theologie en belijdenis is Jezus geen vage figuur en is het niet zo dat alle mensen krachtens zijn menselijkheid wel iets met Hem gemeen hebben en dat er zondermeer, hoe je er verder ook over denkt, al ben je een volstrekte ongelovige en belijd je jezelf als een atheïst, toch een band is via de menselijkheid met Jezus. Men heeft in de reformatorische belijdenis geweten dat het alleen door genade is dat een mens gered wordt en behouden wordt. En men heeft in de reformatorische belijdenis ook geweten van de Heilige Geest, dat God niet ver af wil blijven maar dat Hij door Zijn Heilige Geest in een mensenhart wil komen en dat Hij al de onmogelijkheden van ons mensen weet weg te werken door het herscheppende en vernieuwende en heiligende werk van Zijn Geest. En daarom was er een ver bondenheid met God, een gebondenheid aan de Here, daarom was er ook een gerichtheid op Hem, op Zijn Dienst, op Zijn eer en op Zijn lof en daarom was er een leven in zijn Genade.

De betrouwbaarheid van het Woord

En ten vierde. Als u de ..Institutie" van Calvijn leest, kunt u die zo karakteriseren: Calvijn's Institutie is eigenlijk een doorlopende Bijbelverklaring.

Calvijn is alleen maar bezig de Bijbel uit te leggen, dat doet hij natuurlijk in systematisch verband. Hij grijpt niet hier een tekst en daar een tekst, maar hij zoekt het materiaal bij elkaar. Calvijn is bezig de Bijbel uit te leggen, dat is zijn kracht dat hij de Bijbel liet spreken, dat de institutie, de onderwijzing in de christelijke leer maar niet geweest is een gedachtenspel, maar niet geweest is een theorie; maar eenvoudig een confrontatie van de lezer met het getuigenis van de Schrift. En waardoor komt dat? Omdat Calvijn en de zijnen — ook Luther — geweten hebben dat het Woord van God waarachtig en betrouwbaar is, dat je er op bouwen kunt, dat je er geen vraagteken achter hoeft te zetten, dat je het niet van de tafel hoeft laten te schuiven, dat je het niet zinloos hoeft te achten in weet ik wat voor geestelijk klimaat van die dagen of van onze dagen, maar dat het het Woord is van de Levende God, scherper dan enig tweesnijdend zwaard en dat het doorgaat tot verdelging van geest en van ziel, van merg en van gewrichten, en dat het een oordeler is van onze gedachten.

Dit is de kracht van de refomatie geweest dat ze daaruit geleefd hebben, dat ze daaruit konden spreken, begonnen te zingen, konden getuigen. „Wij geloven en belijden". Dat is geen hoogmoed geweest van Guido de Bres; trouwens hij heeft het met zijn bloed moeten belijden, met zijn leven moeten bezegelen, maar dat is het samenspreken geweest met het Woord van de Levende God, dat is het samenstemmen geweest met het getuigenis dat de Heilige Geest zelf aan de Kerk van de eeuwen heeft gegeven.

Nog steeds actueel

Ik dacht, als u zo het ene tegenover het andere zet, als u onze tijd en het geestelijk portret confronteert met die trekken die ik van de reformatie heb aangegeven, dat we moeten zeggen, de reformatie is een actuele zaak, actueel, dat wil zeggen: het is geen versleten zaakje waar je zo snel mogelijk vanaf moet zien te komen, het is niet iets dat je in een antiquiteitenkist kunt opbergen. omdat het zijn werk gedaan heeft, maar nu van geen betekenis meer is. Het is niet iets dat je bij kunt zetten in een historisch museum.

Ik dacht dat er in onze tijd nodig zijn reformatorische christenen, mensen die uit deze zekerheid, deze beslistheid, uit deze dienst van de Levende God, uit deze vastheid van het Woord durven te leven, kunnen spreken en mogen getuigen, want dat alleen zal deze dag vruchtbaar maken.

Wij kunnen natuurlijk ook hierheen gekomen zijn om het allemaal nog eens aan ons voorbij te zien trekken, om het gevoel te hebben dat wij hier dan toch maar iets van die oude reformatie willen vasthouden om daarmee ons zelf te strelen. Wij kunnen hier ook vandaan gaan met de gedachte, het is toch allemaal wel mooi geweest, vierhonderd vijftig jaar geleden, het is allemaal geweldig geweest.

3. En verder ?

Ik zou u dan een vraag willen stellen: en verder? Als de wagen stilstaat bij die vraag — en verder? — dan is het niet best, want dan mag je nog zoveel vast willen houden van wat de reformatie gegeven heeft, maar waar is dan de God van de reformatie in onze tijd? Want het woord actualiteit in onze toespraak, dat betekent niet alleen maar dat het van betekenis is, dat het interessant is, dat het nog zin heeft; zo omschrijven wij meestal het woord actueel en actualiteit, dat we zeggen: het staat in onze tijd, het is nog wat, het is geen versleten zaak. Maar het komt van een latijns werkwoord dat betekent „werken". In de actualiteit van de reformatie gaat het om wat de reformatie doet, om het effect van de reformatie in onze tijd.

U bent hier maar niet heen gekomen om de zaak nog eens een keer opgepoetst voor u te zien, om de dingen nog eens een keer uit de kast te laten halen en het dan nog eens te beschouwen en te zeggen, het was allemaal prachtig, maar het gaat erom dat wij die hier zijn, deze kracht van Gods genade, deze kracht van de reformatorische christenen kennen, mogen beleven en dat wij de God van de reformatie, ook de God van 1968 geloven te zijn en daarom Hem weten aan te roepen en daarom tot Hem weten te bidden. Dát is de actualiteit van de reformatie, dat de reformatie nog wat doet in de vaagheid, in de onzekerheid, in de crisis rondom het Woord, in de religiositeit met de mens in het centrum. Dat de reformatie nog wat doet en dat haar boodschap werkt, dat haar prediking gehoord wordt, dat wij die daarachter staan, even zovele getuigen mogen zijn van deze werkelijkheid. Ik weet wel, dat is allemaal niet vanzelfsprekend en er zijn andere sprekers op deze toogdag die de verschillende facetten zullen behandelen en belichten, die u daarbij ook wel zullen bepalen, die dat ook zullen laten voelen wat nodig is om dat te beleven en dat te kennen en hoe God dat geven wil. U zoudt dit kunnen zien als de grote confrontatie van onze tijd met de reformatie. Dan zou ik willen zeggen: Liever dit vast te houden en eventueel terzijde te moeten staan dan dit te laten schieten. Liever te spreken uit een vaste overtuiging en het Heilig Geloof dan in de vaagheid met anderen onder te gaan. Liever, als het moet, van geen betekenis geacht te worden, dan dit te laten schieten.

Onze roeping

Ik kan me voorstellen dat er hier mensen zijn die bij zichzelf zeggen: „ja wij geloven dit wel en wij vinden het wel heerlijk om dit met elkaar te horen, maar wij zijn hier door Rotterdam gewandeld". U hebt waarschijnlijk ook een wandeling moeten maken om hier in het „Atrium" te komen, ik ook. Dan zie je de grootste havenstad in het hart. Wat doet deze boodschap? Wat betekent het woord van de reformatie? Deze vraag kan verlammend werken en het is mogelijk dat iemand daardoor uit het lood geslagen wordt en dat hij zegt: „Nou ja, het was wel aardig, maar het is dan ook slechts binnen de muren van dit „Atrium", verder komt het niet." Of het verder komt hangt van u af, daar heeft God u een taak in gegeven, in uw kerk, in uw plaats, in uw omgeving, of u het erfgoed van de reformatie weet te beleven en weet uit te dragen. Of u weet te spreken en weet te bidden, weet te getuigen en weet te leven uit datgene waaraan wij in deze weken terugdenken. Dat is het waarom het gaat. Een versleten zaak, een uitgebluste boel, iets, waarvan je moet zeggen: het heeft geen toekomst? Ik zou willen zeggen juist in onze tijd heeft de reformatie actualiteit, want door Gods genade zal de toen hervonden boodschap nog wat doen, nog wat heerlijks doen tot eer van Gods naam.


De nieuwe abonnementsgelden

8.00 is de normale abonnementsprijs vanaf 1 jan. 1969. Helaas kan het niet minder. U steunt dan echter tevens het ex-priesterfonds.

6.50 is de abonnementsprijs voor hen, die reeds 65 jaar zijn. Men gelieve dan op de overschrijving te vernielden: „vanwege 65-jarige leeftijd".

4.00 een tegemoetkomingsprijs voor studenten. Wij menen nl. dat het belangrijk is voor studenten, dat zij een alzijdige voorlichting op dit gebied krijgen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

de aktualifeit van de reformatie

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's