IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Gij zijt Petros

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gij zijt Petros

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(vervolg)

Joh. 20:21b-23

We weten dat de r.k. kerk deze woorden aanhaalt om er de macht mee te bewijzen die de priesters zouden hebben om in naam van God zonden te vergeven op grond van het kruisoffer van Christus dat in de r.k. kerk wordi voortgezet door het misoffer van de priesters.

Wij moeten deze machtsaanspraak echter afwijzen, omdat daardoor afbreuk wordt gedaan aan het enige Middelaarschap van Christus en omdat deze woorden, gezien in hun kontekst, aan de r.k. priesters beslist geen grond geven om zulk een geweldige macht voor zichzelf op te eisen en, om zulk een zwaar juk als de verplichte biecht van „doodzonden" aan de kinderen Gods op te leggen.

God alleen vergeeft zonden

Dat blijkt duidelijk uit het verhaal van Mark. 2:1-12. Daar zegt Jezus tot een verlamde: „Kind, uw zonden worden vergeven". De schriftgeleerden zeggen dan bij zichzelf: „Hij lastert God. Wie kan zonden vergeven dan God alleen?"

Wat gaat Jezus dan doen? Gaat Hij dan aantonen, dat er nog anderen buiten God zijn, die zonden kunnen vergeven? „Maar, opdat gij moogt weten, dat de Zoon des Mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven, — zeide Hij tot de verlamde: Tot u zeg Ik, sta op, neem uw matras op en ga naar huis. En hij stond op, nam terstond zijn matras op en ging voor aller ogen naar buiten, zodat zij allen ontzet waren en God verheerlijkten, zeggende: Zo iets hebben wij nog nooit gezien".

Jezus is één niet de Vader

Jezus bewijst dus door het wonder, dat Hij zozeer één is met de hemelse Vader, dat ook Hij zonden kan vergeven, of beter: dat de Vader de zonden vergeeft dóór en omwille van Jezus Christus, zoals diezelfde Vader ook door en omwille van Jezus dat wonder verrichtte.

En zo kunnen we enigszins begrijpen, dat ook de gemeente vanuit de eenheid met Christus en door Hem met de Vader, zonden kan vergeven. Dat is de diepe zin van de bede van Christus: „...opdat zij één zijn, gelijk wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij" (Joh. 17:22). Maar we komen daar nog op terug.

Zonde keert zich tegen God

Dat slechts God zonden kan vergeven, is trouwens ook duidelijk uit de zonde zelf. Het wezen van de zonde bestaat in het ingaan tegen Gods wil. Het is een schending van Zijn recht over ons als schepper en wetgever. Het is een aantasting van Zijn majesteit. Daarom heeft de zonde tot gevolg, dat er een staat van vijandschap ontstaat tussen God en ons. Het is alleen God die die toestand van vijandschap weer kan opheffen en ons weer met Zich kan verzoenen. Wij weten uit de Bijbel, dat God daartoe bereid is op grond van het offer des kruises van zijn Zoon Jezus Christus.

Vergeven in naam van God

De r.k. theologen zijn het met ons eens, dat in de strikte zin God alleen zonden vergeeft. Maar, zo zeggen ze, in de biecht vergeeft de priester de zonden in opdracht en in naam van God.

Wij vinden echter nergens in de Bijbel zulk een voorstelling, alsof God Zijn macht om zonden te vergeven aan een bepaalde kategorie mensen hier op aarde zou hebben overgedragen.

Wel is het duidelijk, dat de apostelen allerlei dingen doen „in de naam van Jezus". Maar het bijbelse woord „naam" betekent hier ten diepste: „kracht" of ook wel „bevoegdheid" (exousia), echter niet in juridische zin, maar als een bevoegdheid die zichzelf bewijst door de geestelijke kracht van Jezus die ervan uitgaat en die eventueel bevestigd wordt door de wonderen en tekenen die zij verrichten, staande in de kracht van Jezus.

Al te menselijke voorstelling?

Het lijkt mij bovendien, dat er een al te menselijke voorstelling van God achter de biecht schuil gaat.

Zeker, wij kunnen ons dat wel van een koning voorstellen, een koning dan in de oude zin, met absolute macht over zijn onderdanen. Wanneer dan ergens een opstand was neergeslagen, kon zo'n koning iemand volmacht geven om de schuldigen voor zich te dagen en om de echt berouwvollen in de naam van de koning van verdere vervolging te ontslaan en de anderen te straffen.

God is een alwetende Vader

Zulk een koning moet zo wel optreden, omdat hij onmogelijk zelf dat allemaal kan doen. En waarschijnlijk wil hij het ook niet. Het zou tegen zijn koninklijke waardigheid indruisen, wanneer hij zich persoonlijk ging bemoeien met mensen die langs de weg van de revolutie hem van de troon wilden stoten.

De Bijbel openbaart ons echter, dat God alwetend is. Hij heeft niet nodig, dat iemand bepaalde zaken voor Hem afhandelt, omdat Hij het anders zelf niet zou kunnen.

En vervolgens openbaart de Bijbel ons een God, die zich heel persoonlijk met ieder van de Zijnen bezig houdt. Hij is een Vader voor hen, die door het geloof in Zijn Zoon kinderen van Hem zijn geworden. Leest u maar eens de ontroerende gelijkenis van de verloren zoon in Luk. 15.

En vooral: De Bijbel openbaart ons de levende God en Vader die door en in Zijn Zoon Jezus Christus alles in stand houdt en leidt, terwijl Jezus Christus weer de wereld regeert door de gemeente, waarmee Hij één is door Zijn levende Geest en Zijn levende Woord.

Tegen de grondgedachte van de Bijbel

De gedachte, dat God Zijn verzoening met een bepaald mens zou laten afhangen van de beslissing van een ander mens, die daar verder niets mee te maken heeft, druist geheel en al in tegen de soevereiniteit van God, zoals die ons in de Bijbel geopenbaard wordt.

Is deze tekst LETTERLIJK bedoeld?

Ook de r.k. theologen nemen Joh. 20:23 niet letterlijk. Ze zeggen immers ook dat de priester eigenlijk niet Je zonde vergeeft. Dat doet Godzelf. De priester doet het slechts in de naam van God.

De r.k. kerk moet aan de protestanten dus niet verwijten, dat zij deze tekst niet letterlijk nemen, want zij doen het zelf ook niet. En dat is ook juist, want het zou een godslasterlijke aanmatiging zijn, wanneer een mens zou menen dat hij op eigen gezag de zonden van een ander mens zou kunnen vergeven.

Een zeer beperkte macht

En zelfs het vergeven in de naam van God wordt door Rome zeer beperkt. Want als de priester zegt: „Ik ontsla u van de zonden....", terwijl de biechteling ofwel geen echt berouw over zijn zonden heeft, ofwel niet alle doodzonden heeft willen biechten, dan krijgt hij van God toch geen vergeving der zonden.

Dat leert Rome uitdrukkelijk.

Slechts langs de weg van allerlei spitsvondige redeneringen meent Rome dan toch nog staande te kunnen houden, dat de priester de macht heeft om in de naam van God zonden te vergeven.

Inperking van Gods genade

In feite komt die macht daarop neer, dat volgens Rome God geen zonden wil vergeven, als de mens niet bereid is zijn zonden aan een r.k. priester te belijden. Ook al heeft iemand nog zoveel berouw over zijn zonde, ook al heeft hij die zonde reeds voor God uitgeschreid en heeft hij ze goedgemaakt tegenover de medemens die hij daardoor benadeeld had, toch wil God die zonde niet vergeven, als die zondaar zijn zonde niet voor een r.k. priester WIL belijden.

Waar staat dat in de Bijbel?

Dat is een vraag die dan onmiddellijk opkomt. Wanneer de r.k. priesters menen zulk een zware last op de gewetens van de mensen te kunnen leggen, dan zullen ze toch duidelijke argumenten daarvoor moeten hebben.

Er staat wèl in de Bijbel: „Belijdt daarom elkander uw zonden" (Jak. 5:16). Maar de priester is toch niet „elkander". „Elkander" wil zeggen: de een aan de ander, d.w.z. aan degene jegens wie hij iets misdreven heeft.

De apostelen hoorden geen biecht

De apostelen zullen toch zeker wel het beste In staat zijn geweest om de betekenis van die woorden van Jezus te verstaan. Zij waren er zelf bij. Zij zagen de gelaatsuitdrukking van Jezus en de gebaren die Hij daarbij maakte.

Welnu, de apostelen hebben die woorden nooit verstaan in de zin van een verplichte belijdenis van de zonden aan een priester. Nooit hebben zij die last op de gewetens van de christenen gelegd. Zij hebben steeds gepreekt, dat voor de vergeving der zonden alleen maar nodig is een oprecht geloof in Jezus Christus, de overgave in vertrouwen aan Zijn vergevende liefde.

Het is dus duidelijk, lijkt mij, dat we deze tekst niet kunnen verstaan als een verplichting om de zware zonden aan een priester te belijden. Maar hoe moeten we die woorden dan wèl verstaan. Daarover een volgende keer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1967

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Gij zijt Petros

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1967

In de Rechte Straat | 32 Pagina's