IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

ONTMOETINGEN 53

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONTMOETINGEN 53

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zondag preekte de dominee over de vraag van de Heere Jezus aan Petrus: "Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij lief?" (Joh. 21:17). Die vraag staat daar zo heel konkreet. Petrus werd met zijn voornaam aangesproken, maar tevens werd hij met de vinger aangewezen: "zoon van Jonas ". Hij werd helemaal op zijn eigen nummer gezet, het nummer van de verloochening, ook al deed de Heere dat met heel veel liefde en takt.

Die vraag kwam daarom ook heel indringend op mij af: "Marie, dochter van Annie, heb jij Mij lief?"

Helaas moet ik zeggen: Ik kan, durf daar niet op te antwoorden. Ik weet er geen weg mee. Ik laat de vraag liever liggen of loop er met een grote boog om heen. Dinsdag kreeg ik toen uw brief. Ik ben het wel met u eens, als u schrijft dat ik mijn liefde voor mijn man ook niet ga ontleden en dat ik gewoon, zonder redeneren, zonder exact te weten waarom, van hem houd.

Maar héb ik de Heere Jezus wel lief? Gaat mijn hart, mijn verlangen naar Hem uit?

Dat arglistige hart van mij heeft overal zin in, behalve God liefhebben. Ik wil wel de gaven, maar wil ik tevens de Gever?

Ik kom niet verder dan dit antwoord: "Gij weet OF ik U liefheb", want ik weet het niet. Alles in mij spreekt het tegen, getuigt tegen mij. Mijn hele hart en de gang van al mijn gedachten is enkel op mijzelf gericht. Ik kom altijd weer bij mezelf uit.

De avonddienst: Geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn (Rom. 8:1). Maar bén ik dat? Is Christus het Fundament onder het huis van mijn leven? Of bouw ik mijn huis op het zand van mijn eigen theorieën, al ziet het er net eender uit als het huis op de Rots, totdat …en zijn val was groot.

En toch is er binnen in mij, hééééél diep, een stukje rust in Hem. Maar van die tegenstrijdigheid kan ik zo moe worden.

Kon ik maar door al mijn ik-gerichte steunsels en leunsels, theorieën, bedenkingen enz. heenzakken, zodat ik me geborgen zou weten bij en in Hem, Vaste Grond onder mijn voeten zou krijgen waarin ik het anker van mijn hoop voor eeuwig kan hechten! Maar ik zak niet, ik blijf overal haken en hangen.

ANTWOORD

1. Ik kan niet aan de indruk ontkomen datje de liefde tot God ziet als een soort wet, een opdracht die je hebt uit te voeren, een prestatie die je leveren moet.

Lees nog eens na wat ik in Ontmoetingen 52 schreef over de liefde, die gewekt moet worden door de gelovige aanschouwing van het heilige en heerlijke Voorwerp, Jezus Christus. Bekijk deze Schoonste der mensenkinderen zoals Hij Zich aan ons openbaart in Zijn Woord. En móet je Hem dan niet ONWEERSTAANBAAR liefhebben?

Paulus schrijft vlak voor zijn terechtstelling: "Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning liefgehad hebben" (2 Tim. 4:8).

In aansluiting daaraan mag ook ik uit genade zeggen: Ik heb Hem liefgekregen door de liefde en de heerlijkheid waarin Hij aan mij via de Schrift verschenen is. Dat was geen prestatie van mij; ik kón niet anders.

2. Wat jezelf wèl kunt - ik heb daar al vaker op gewezen - is je oefenen in de godzaligheid (1 Tim. 4:7).

De grond van de godzaligheid is het gelovig vertrouwen: "Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem die Hij gezonden heeft" (Joh. 6:29).

Deze week voelde ik dat er nog iets in mij was dat de vrijmoedige toegang tot God belemmerde. Ik keerde in mijzelf en zag dat de vroegere angsten voor God nog niet helemaal verdwenen waren. Net zoals jij dat beschrijft zag ook ik dat er in mij alle reden was en is om bang te zijn voor God, om voor Hem te sidderen, want ik heb het verdiend en verdien het nog altijd dat Hij mij voor eeuwig van Zich wegwerpt in de uiterste duisternis. Hij is immers zo smetteloos rein, rein als sneeuw, en op de sneeuw zie je elk vlekje vuil, het minste plekje roet.

Maar toen ben ik een tijdje buiten gaan lopen en liet dat ik- gerichte, dat egocentrische in mij, naar boven komen. Tegelijkertijd greep ik iedere keer naar de belofte. Ik trok mij daaraan op. Ik besprak alles met de Heere. Ik zei het tegen Hem:

"Ik weet het: U wilt dat ik geheel leun op Uw belofte. U wilt dat ik U volkomen vertrouw. Ik kijk dan ook niet meer naar mijn zonden, maar spreek het voor U uit, fluister hel U toe, met de toppen van mijn ziel, met de hitte van mijn hart:

Ik geloof in U; ik weet mij volkomen veilig bij U; U hebt inderdaad alle recht om U voor altijd van mij af te keren, maar ik weet dat U dat nooit zult doen; mijn zonden zijn volkomen uitgedelgd door Uw Zoon: God, heilige God, ik geloof vast in de vergeving van al mijn zonden; ik geloof dat, niet alleen omdat ik dat voor mezelf zo heerlijk vind, maar ook omdat ik daarmee U verheerlijk; God, hoort U mij? Uw schepseltje zegt tegen U, o machtige Schepper en Instandhouder van alles: Ik vertrouw U, ik rust in U, ik nestel mij bij U, ik vlei mij als een kind tegen U aan, mijn Vader in Jezus Christus; God, ik heb U daarom zo onuitsprekelijk lief; die liefde komt voort uit het zien van Uw liefheid, Uw mildheid, Uw eindeloos geduld met mij. Ik loof U om en in Uw liefde; ik aanbid U, o grote en heilige God".

Zo heb ik enkele dagen mij "geoefend in de godzaligheid". Versta me goed: ik heb niet geprobeerd om dat geloofsvertrouwen zonder meer in mij naar boven te persen. Nee, ik keek altijd eerst naar Gods duidelijke belofte. Zijn Woord van de onvoorwaardelijke vergeving was als een stang, waaraan ik mij omhoogtrok. De kracht om mij naar God in vertrouwen omhoog te trekken, kreeg ik uit dat Woord der belofte zelf. Dat Woord is als geladen met een geestelijke electriciteit die dan in mij overstroomt, wanneer ik mij gelovig daaraan vastgrijp.

Probeer dat eens en je zult merken dat de Heere dat heerlijk vindt. Immers, in heel de Bijbel roept God ons niet op tot prestaties, maar tot geloofsvertrouwen in Hem. En wanneer je door dat geloofsvertrouwen één met Hem geworden bent, zal Hijzelf de liefde en alle vruchten van de liefde in je doen rijpen.

Zelf trachtte ik toen ook in de hel te kijken zoals die vroeger aan ons verkondigd werd. Ik zei het tegen de Heere:

"Ik weet dat ik daar nooit in terecht zal komen. Dat is Uw eer te na. Uw Naam is in de Doop over mij afgeroepen. U hebt toen gezegd: Ik wil Herman Hegger tot Mijn eigendom. En op latere leeftijd hebt U in mij het geloof in Uw belofte gewekt. U hebt mij als een levend lidmaat één gemaakt met het lichaam van Uw Zoon. U kunt en wilt daarom nooit toelaten dat ik, een levend lid van het lichaam van Uw Zoon, door wie of wat dan ook zal worden weggerukt uit dat heilige lichaam van Uw Geliefde.

En U hebt ook in Uw Woord gezegd: "Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten" (1 Joh. 4:18). God, ik wil U daarom eren in een liefde zonder angst. Ik wil U zo graag volmaakt liefhebben. Maar dat kan alleen maar, als U mij laat zien wie U bent, door Uw Woord en door Uw Heilige Geest. O God, kom dan over en in mij met Uw Geest, opdat ik U volmaakt liefhebbe, in de innigheid van de hemelse rust, zonder een vleugje van angst, stil en rein".

WEERWOORD

Hartelijk dank voor uw brief. Door wat u over uw eigen strijd en aanvechtingen schreef, werden veel dingen mij duidelijker. Een voorbeeld spreekt nu eenmaal meer aan dan een betoog.

Ik begrijp nu beter wat Paulus bedoelt, wanneer hij ons oproept om 'zich te oefenen' in de godzaligheid. Ja, wat is dat een wonder: HIJ heeft MIJ lief!!! mij, zondares. Wat een genade! Om onuitsprekelijk dankbaar voor te zijn!

NIEUW ANTWOORD

Ik zou je willen aanraden: Oefen je niet alleen in het geloofsvertrouwen, maar ook in de liefde.

De brief aan de Hebreeën vermaant ons dat wij niet moeten blijven staan bij de eerste beginselen van de leer van Christus: "Laat ons tot de volmaaktheid voortvaren; niet wederom leggende het fundament van de bekering van dode werken en van het geloof in God, van een leer der dopen en van de oplegging der handen en van de opstanding der doden en van het eeuwig oordeel" (6:1,2).

Ik meen ook dat dit de geestelijke strekking is van het Hooglied. "Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen; ik heb grote lust in Zijn schaduw en zit er (onder), en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet. Hij voert mij in het wijnhuis en de liefde is Zijn banier over mij" (2:3,4).

Strek je dus uit naar die liefde, liefde steeds meer, steeds intenser.

Maar ook hier geldt hetzelfde: je moet niet met wilskracht die liefde in je proberen op te wekken en te versterken. Die liefde moet gevoed worden. Hoe? Door het heilige Voorwerp, God Zelf die in Christus aan je verschijnt in Zijn Woord, dus door altijd weer de Bijbel te lezen en ernaar te luisteren, naar Hem te luisteren, als Maria aan Zijn voeten te zitten.

Dat is de zin van de smeekbede van de bruid: "Ik bezweer u, gij dochters van Jeruzalem, die bij de reeën of bij de hinden des velds zijt, dat gij de liefde niet opwekt noch wakker maakt, totdat het (haar) luste" (Hl. 3:5).

Wanneer je besluit die aansporing van de brief aan de Hebreeën "tot de volmaaktheid voort te varen" op te volgen, zal een diepe eerbied je gaan vervullen. Een besef van volstrekte onwaardigheid zal je meer dan ooit overvallen. Je vraagt je dan vol huiver af: Wie ben ik, dat ik zou mogen naderen tot de troon van deze heilige God? Ik, door en door nietig en zondig mensje?!

Die eerbied is volstrekt bijbels, maar ze is iets anders dan angst. De brief aan de Hebreeën zegt uitdrukkelijk: "Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade"(4:16). Weesje er dus van bewust datje dan gehoor geeft aan een goddelijk liefdebevel. Als er dus angsten in je naar boven komen, zijn die niet van God, maar van de duivel. En Paulus drukt ons op het hart: "Geeft de duivel geen plaats" (Ef. 4:27). Gun hem niet het plezier dat je je door zijn angsten laat vertroebelen. Hij wil niets liever dan roet gooien in de heilige maaltijd der liefde met de Heere.

Geef integendeel de vreugde aan de Heere, die met jou wil samenzijn onbegrijpelijk dat Hij dat wil, maar Hij zegt het Zelf in Zijn Woord. En dat Woord geloven we immers onvoorwaardelijk.

Wanneer je die weg van de volmaaktheid opgaat, zul je waarschijnlijk vaak aangevochten worden. De duivel kan dan soms de meest bizarre, zelfs godslasterlijke voorstellingen in je oproepen. Trek er je niets van aan. Ik zou bijna zeggen: Wees er blij om, want dat is een duidelijk teken dat de Heere grote, mooie dingen voor je in petto heeft.

De duivel zal je ook influisteren: Hoe durf jij? Zo dicht naar de heilige God toegaan!? Versla de duivel dan met het zwaard van het Woord Gods (Ef. 6:17). Hij kan je ook ineens de diepe trek van de zelfzucht laten zien, die je nooit helemaal kwijt raakt. Plotseling zie je dan achter alles, ook achter je nadering tot God in liefde, je eigen 'ik'. Je ziet: alles draait toch nog om mijzelf.

Ga dan niet met de duivel redeneren. Ga naar Jezus en zeg het heel eenvoudig tegen Hem:

"Heere, U hebt het Zelf in Uw Woord gezegd dal ik de volmaaktheid, de totale bevrijding van mijn eigen 'ik', hier op aarde nooit zal bereiken. Maar U hebt even duidelijk gezegd dat daarin juist Uw liefde bestaat dat U mij desondanks volkomen aanvaardt als Uw heilig eigendom. U wast mij iedere keer weer rein met Uw eigen bloed. Heere Jezus, ik geloof in deze grote, onvoorstelbaar grote liefde voor mij. Ik eer U daarin. Help mij om altijd weer opnieuw en steeds intenser te geloven in Uw vergevende en verzoenende liefde".

Ik zei: dat doet de duivel. Maar … niet zonder de toelating van God. De Heere gebruikt dat dan om je steeds meer te louteren, zodat je steeds minder op jezelf en steeds meer op Hem gaat bouwen. Je wordt dan steeds leger van jezelf en Hij vult die ontstane leegte dan op met de volle heerlijkheid van Zijn liefde.

En vervolgens: ik schreef dat je die aanvechtingen WAARSCHIJNLIJK staan te wachten. Maar dat is niet zeker.

De Heere is volstrekt soeverein. Hij gaat met ieder Zijn eigen gang. Denk dus niet, wanneer die aanvechtingen uitblijven: O dan zal het bij mij wel niet echt zijn. Wij moeten ons niet spiegelen aan anderen. Dat wil de Heere niet. Hij heeft dat duidelijk laten merken in het antwoord dat Hij gaf aan Petrus, toen die aan Hem vroeg: Wat zijn Uw plannen met Johannes: "Indien Ik wil dat hij blijve, totdat Ik kom, wat gaat het u aan? Volg gij Mij" (Joh.21:22).

Misschien wil de Heere jou wel louter rust geven. Als dat zo is, dan gun ik je dat van harte. Ik zal niet jaloers zijn of zal althans proberen niet jaloers te zijn. Geniet maar van Hem en verheerlijk Hem in die rust bij en door Hem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1990

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

ONTMOETINGEN 53

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1990

In de Rechte Straat | 32 Pagina's