IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Ik was dodelijk vermoeid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik was dodelijk vermoeid

30 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dierbare broeders en collega's,

Een getuigenis is een evangelische boodschap. Een boodschap die men zelf ontvangen heeft en die men nu doorgeven wil.

Een boodschap van het Evangelie en het Evangelie, dat is Jezus Christus.

De boodschap van het Evangelie is een liefdesgeschiedenis. De geschiedenis van de liefde tussen een bepaald mens en Jezus Christus, die mogelijk is gemaakt, doordat de geschiedenis van de liefde van Gods Zoon daaraan is voorafgegaan. Maar voordat ik verder ga, wil ik de Here bidden, opdat Hij ons moge verlichten en ons de woorden van zijn Heilige Geest moge geven.

Here, hemelse Vader,

Wij danken U, dat wij tot U mogen komen. Ik dank U, dat ik getuigenis mag geven van Uw heerlijk Evangelie.

Ik smeek U, leg op mijn lippen woorden die van U komen; woorden, die levenskracht bevatten voor hen die er naar luisteren. Wij vragen U dat in Jezus' naam.

Amen.

Ik begin mijn getuigenis met een tekst, die mij uitermate dierbaar is, n.l. Matth. 11 : 28.

11 : 28.

De Here heeft mij deze tekst gegeven op een dag, dat ik er volkomen behoefte aan had, op een dag dat ik op het punt stond een grote dwaasheid te begaan.

Hij heeft toen mijn hand gegrepen om mij uit mijn benauwdheid te trekken.

Die tekst luidt:

„Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven".

In een pensionaat te Jeruzalem

Ik ben in Libanon geboren uit r. katholieke ouders, zoals u. Ik ben ingeschreven in het register van de r.k. kerk, nadat ik in jan. 1923 gedoopt was door een drievoudige onderdompeling, want zo is het de gewoonte bij de syrisch-katholieke kerk. En daarmee was ik christen en lid van de rooms-katholieke kerk.

Toen ik drie jaar was, stierf mijn moeder. Ik werd op een pensionaat in Jeruzalem geplaatst, waar ik tot mijn dertiende jaar verbleef. Dit pensionaat werd geleid door de Zusters van Liefde.

Reeds heel vroeg hield ik van het altaar, hield ik van de priesters, hield ik van alles wat met de eredienst te maken had.

Er was een kloosterzuster, Germaine, die beslist wilde dat ik priester zou worden. Ze had natuurlijk mijn vroomheid opgemerkt en mijn belangstelling voor de liturgie. Het stond daarom bij haar vast: Ik moest priester worden.

(Later heb ik deze zuster twee brieven geschreven, waarin ik haar de weg des heils uiteenzette. Ze heeft mij na de tweede brief nooit meer geantwoord).

Mijn twijfels in het seminarie

Toen ik 13 jaar was, moest ik kiezen: Verder studeren in een college of intreden in een seminarie met de bedoeling om priester te worden. Ik koos het laatste.

Er was een seminarie van de syrische ritus en daar ben ik ingetreden.

U weet hoe seminaristen zijn. Ze worden wel geschift, en velen worden weggezonden, maar ook zij die blijven, zijn daarom nog niet volmaakt.

Ik voelde mij niet waardig voor het priesterschap en vroeg meerdere keren aan mijn overste of ik van het seminarie mocht weggaan.

Het antwoord was steeds hetzelfde: U bent door God geroepen. En mocht dit toch niet het geval zijn, dan zullen wij u, zodra dat duidelijk is geworden, het ook mededelen en dan kunt u vertrekken.

En zo ging ik dan verder.

De laatste keer dat ik met deze vraag naar de overste ging, was vlak voor mijn subdiakenwijding.

Ik voelde de moeilijkheden, die het priesterschap met zich mee zou brengen, met name de moeilijkheden van het kerkelijk celibaat. Wanneer ik mij subdiaken zou laten wijden, zou dat voor mij betekenen dat ik automatisch de verplichting op mij nam dat ik gedurende heel mijn leven ongehuwd zou blijven.

En vooral was er in mij een steeds sterker gevoel van onwaardigheid gegroeid. Ik voelde mij beslist niet waardig om het altaar te gaan bedienen.

En daarom vroeg ik nu nog eens, met sterke aandrang, aan mijn overste, of ik mij toch als-'t-u-blieft niet tot subdiaken behoefde te laten wijden.

Zelf kon ik eigenlijk al geen beslissing meer nemen. U weet het heel goed: als men eenmaal zo ver gevorderd is in de voorbereiding voor het priesterschap, dan beschouwen de r. katholieken het als een grote schande, wanneer men zich dan nog terugtrekt.

Weer kreeg ik echter dezelfde raad: Laat u gerust wijden. Ik werd eerst subdiaken, daarna diaken gewijd.

Opnieuw ging ik naar mijn oversten en vroeg hen of ik niet heel mijn leven diaken zou kunnen blijven. Ik vroeg dat niet omdat ik niet verder zou willen of kunnen studeren, maar eenvoudig uit een gevoel van onwaardigheid tegenover het priesterschap. Ik wilde evenals Efraem, de Syriër, heel mijn leven lang enkel het altaar dienen en ter beschikking staan van het priesterschap.

Mijn oversten vonden dat echter een dwaas idee en zo brachten ze er mij toe om de laatste stap te zetten en zo werd ik priester gewijd.

Een stukje papier aan mijn hart

Na mijn priesterwijding bleven de moeilijkheden die ik had met wat men noemde: „de engelachtige deugd", en ook de moeilijkheden op intellektueel niveau. Ik had die reeds vroeger gehad tijdens mijn studie van de filosofie en vooral van de theologie.

Ik kon bepaalde dingen maar moelijk aannemen, met name het leergezag van de kerk. Ik wilde die dogma's wel allemaal leren, maar ik wilde weten hoe zulk een dogma ontstond en welke plaats daarbij het leergezag innam. En ik wilde daarbij niet in het vage blijven.

Mijn overste had eens tegen mij gezegd: Als u geloofsmoeilijkheden hebt, word dan niet wanhopig. Volg uw patroon na, Vincentius a Paulo. Hij had het credo op een stuk papier geschreven, dat hij opgerold had. Wanneer hij bestormd werd door twijfels aan de r.k. leer, dan kuste hij dat stuk papier en drukte het daarna aan zijn hart en zeide: Heer, ik begrijp het niet, maar ik geloof toch!

Ik volgde deze raad op en als ik dat gedaan had, kwam er wel enige rust in mij, althans voor een poosje, maar deze methode was nu niet bepaald geëigend om een echte overtuiging aan te kweken.

Diplomatie contra diktatuur

Om kort te gaan ,er waren dus moeilijkheden van intellektuele, van ethische en van disciplinaire aard.

Met name had ik een weerzin in het feit dat men volkomen aan de willekeur van de oversten was overgeleverd. De bisschop kon eigenlijk met ons doen wat hij wilde.

Het gevolg was dat velen via kruiwagens hun zin trachtten door te drijven. Dat was vooral het geval bij benoemingen. Als men een beetje slim was en wat gevoel voor diplomatie had, dan kon men een onprettige benoeming voorkomen of zelfs veranderen in iets waar men wèl voor voelde.

Een voorbeeld. Ik was benoemd als kapelaan in een dorp ergens in de wildernis. Ik wist het echter klaar te spelen, dat deze benoeming niet doorging en dat ik in plaats daarvan werd aangesteld als leraar aan een seminarie.

De raad van een franciskaan van GethsenianÉ

Deze benoeming bracht echter wel allerlei benauwenissen met zich mee. Ik moest nu trachten om met de uiterste inspanning een goed voorbeeld te zijn voor mijn leerlingen.

Ik moest met nog een andere priester om beurten 's morgens de mis lezen volgens de syrische ritus. Wij waren n.l. slechts met twee leraren-priesters op dat seminarie, die behoorden tot de syrische ritus. De anderen waren benedictijnen.

Mijn verlangen naar levensvervolmaking werd steeds groter. En ik meende de kracht daarvoor te moeten zoeken in de sakramenten.

Maar de sakramenten gaven mij niet die kracht waarnaar ik zo zocht. En deze teleurstelling veroorzaakte in mij een krisis. Ik begon te twijfelen aan de waarde en aan de waarheid van de sakramenten.

Vanaf toen begon ik er al aan te denken om mijn priesterambt neer te leggen. Niet dat ik de r.k. kerk wilde verlaten, maar ik zou zo graag van de last van de uitoefening van mijn priesterlijke funkties bevrijd worden. Ik voelde mij ten ene male onwaardig voor deze heilige levensstaat.

Ik sprak er over met mijn biechtvader, een oude franciskaan, die in het klooster van GethsemanÉ woonde. Hij zei altijd: Och, beste jongen, de grootste heiligen hebben last van deze bekoringen (verzoekingen) tegen het geloof gehad. Er is dus geen enkele reden voor je om je ambt neer te leggen. Ga maar rustig zo door. Het is satan, die niet wil hebben dat jij goed doet.

Pastoor in Beiroet

Na vijf jaar werd ik benoemd tot pastoor in een parochie van de syrische ritus in Beiroet.

Ik kwam nu meer in kontakt met de mensen en met hun miserie. Ik leerde het lijden kennen van de armen en ik begon hen lief te hebben.

Ik kon echter nooit de vrede vinden voor mijn ziel, en evenmin de vrede met mijn collega, een andere pastoor. Deze pastoor, een oude baas, een echte deugniet, hield erg veel van geld. Hij had de direktie van een school, waarvan hij de giften zoveel mogelijk voor zichzelf opstreek. En dat was mogelijk omdat de school in Libanon niet staat onder toezicht van de regering, maar een privÉaangelegenheid is.

Desondanks hield ik mij niet met hem op, maar hijzelf liet mij niet met rust en kwam voortdurend met allerlei aanklachten over mij bij de bisschop. Deze bisschop hield van mij en ik van hem. Hij had mij tot priester gewijd.

Maar toch begon ik op de duur een afkeer te krijgen van deze priester en ook van andere soortgelijke.

Maar dat was voor mij nog geen reden om de r.k. kerk vaarwel te zeggen. Ik durfde dat niet.

De ziel wordt niet gevuld met $ 35.—

Intussen bleven mijn moeilijkheden op ethisch gebied voortduren. En toch bleef ik maar de sakramenten bedienen.

Dat veroorzaakte weer allerlei spanningen.

U weet immers, dat voor het opdragen van de Mis een bepaalde zuiverheid van geweten vereist wordt. En om die zuiverheid te verkrijgen, was de biecht hèt middel.

Dikwijls had ik de kans om, als het nodig was, vóór de Mis te biechten. Maar lang niet altijd. Dan moest ik mij tevreden stellen met een oefening van volmaakt berouw, waarbij dan natuurlijk het vaste voornemen gepaard moest gaan om de zonde vooralsnog in de eerstkomende biecht te belijden.

Het was voor mij echter erg moeilijk om mij op te werken tot zulk een psychologische akte van berouw, echt alleen uit liefde tot de volmaakte God. En dikwijls stelde ik mij dan maar tevreden met de formule van de oefening van het berouw op te zeggen, om dan daarna de Mis te lezen. Maar dan kreeg ik het gevoel, dat ik wel een geldige, maar tegelijk een heiligschennende Mis opdroeg. Deze noodzaak om in deze zieletoestand de sakramenten te moeten vermoeide mij steeds meer.

En ik wendde mij tenslotte rechtstreeks tot de pauselijke nuntius met het verzoek om ontslagen te worden van de uitoefening van mijn priesterlijke bedieningen.

Opnieuw werd ik weer bemoedigd. De nuntius dacht dat dit maar een depressie was, een psychische inzinking van voorbijgaande aard. Hij gaf mij wat geld ter waarde van ongeveer 35 dollar om mij wat op te beuren. U begrijpt, dat dit geen hulp voor mij betekende. Mijn beurs werd daardoor wel een beetje dikker, maar mijn ziel bleef er leeg door.

Liefde voor zulk een harde kerk

Maar ik was beu van heel die priesterlijke bedoening. Ik wilde mijn priesterschap verlaten, officieel, zonder enige rancune, zonder veel trammelant, zonder allerlei diskussies, zonder moeilijkheden met mijn kerk. En in elk geval zonder mijn kerk te verlaten, want dat zou ik nooit kunnen. Dat durfde ik niet.

Maar die kerk liet mij dat niet toe. En nu begon ik te voelen hoezeer ik een slaaf was van dit verschrikkelijke stelsel, hoezeer de r.k. kerk mijn gehele leven domineerde en tyranniseerde.

Ik wilde bevrijd worden van al die verplichtingen als priester en verder als leek in die kerk voort blijven leven. Maar ik begon te merken, dat dit nooit zou kunnen. Ik zou nooit aan deze druk van de hierarchie kunnen ontsnappen.

Hoe zou ik ooit zulk een kerk kunnen liefhebben, die zo hard voor mij was? Ik begon nu erover te prakkizeren om mijn priesterschap, ten koste van alles, vaarwel te zeggen. Maar ik durfde niet.

Ik was bang, juist vanwege mijn geloof. Ik geloofde n.l. dat de r.k. kerk heil bezit en dat er buiten haar geen heil te vinden is.

Zeker, ik was er bang voor als ik op dat moment zou moeten sterven. Ik was bang omdat ik dan verloren zou gaan. Maar desondanks geloofde ik nog steeds dat als er behoud zou zijn, dit dan toch alleen mij ten deel zou kunnen vallen binnen de r.k. kerk.

Een priester vergiftigde zich

In die lijd had een priester zich door vergiftiging van liet leven beroofd. Hij was een slecht priester geweest, die zich met allerlei obscure zaken had bezig gehouden. Hij was verslaafd aan het hazardspel. Hij vergokte zijn leven. Soms won hij, soms verloor hij. Enfin, hij had tenslotte zelfmoord gepleegd.

Ik begon er nu over te denken om zijn voorbeeld na te volgen. Ik wilde dan, voordat ik mij het leven zou benemen, mij overgeven aan de barmhartigheid van God en een volmaakt akte van berouw in mij verwekken. Maar ik schrok toch ook weer terug van die gedachte.

Ik voelde mij toen zo hulpeloos, zo terneergeslagen.

Het schrikbeeld van de afvallige priester

Ondanks deze verschrikkelijke toestand durfde ik nog steeds niet te breken met de r.k. kerk. Want dan zou ik een afvallige priester worden, een renegaat.

Men had ons steeds een afschuwwekkend beeld van de ex-priester voorgehouden. Men had ons slechts verteld van priesters, die alleen maar gebroken hadden met hun kerk, de z.g. defroquÉs. Maar ik wist er niets van, dat er zovele andere priesters waren, die de r.k. kerk verlaten hebben omdat de liefde tot Jezus Christus dat van hen eiste.

De r.k. kerk verlaten betekende voor mij dus eenzelfde weg opgaan als Renan; dan zou ik worden als de ex-priesters, De Lammenais en Loisy.

Dergelijke ex-priesters werden aan ons voorgesteld als monsters van hoogmoed of als slaven van dierlijke driften. Neen, ik wilde nooit worden als een van hen.

Ik wilde zelfmoord plegen

En toch verkeerde ik in een noodtoestand en had dringend hulp nodig. Op zekere dag ging ik naar de kerk van mijn parochie en klopte op het tabernakel en smeekte: „Heer, indien Gij hier waarlijk aanwezig zijt, kom mij toch te hulp!" Maar ik kreeg geen hulp. Integendeel. Ik realiseerde mij ineens dat ik een nieuwe zonde tegen het geloof had gedaan. Want doordat ik gezegd had: „Indien Gij hier aanwezig zijt....", — had ik immers twijfel uitgedrukt omtrent het dogma van de wezenlijke tegenwoordigheid en van de transsubstantiatie van Christus in de Hostie. En twijfel aan een r.k. dogma is, wanneer dat vrijwillig geschiedt, zware zonde.

Ik keerde naar mijn kamer terug. Ik was uitermate triest en wilde nu werkelijk mij het leven benemen en overgaan naar de eeuwigheid. Maar ik durfde niet.

.........maar ineens möèst ik bidden

Er kwam ineens een hevige drang in mij om te bidden. Neen, geen verlangen naar de gebeden uit mijn syrisch brevier. Maar ik wilde mij tot God richten in een heel persoonlijk gebed, dat uit het diepste van mijn hart zou voortkomen.

En ik knielde neer en zei: „Heer, ik wil geen apostaat worden. En toch ben ik bang dat ik ooit alle geloof zal kwijtraken. Daarom bid ik U, laat mij nu toch sterven, nu ik nog geloof in U, in uw Zoon, Jezus Christus, in uw Heilige Geest, in uw heilige Kerk, en in alles wat zij mij leert".

Dat was een plechtige en heel persoonlijke geloofsbelijdenis.

Een heel persoonlijke boodschap van Jezus voor mij

Daarna kreeg ik de ingeving om mijn Nieuwe Testament te openen. Ik had allerlei Bijbels onder handen gehad, in het Arabisch, Aramees, Latijn, Frans. Maar ik had nooit echt de Bijbel „gelezen", d.w.z. er naar gegrepen met een honger van het hart. Ik had niet de cultus van het Woord Gods, die eerbied voor dit Boek van de Here. Ik had er nooit de tijd voor gehad en mij er ook nooit de tijd voor gegund, alleen reeds omdat ik er geen verwachtingen van had voor mijn ziel.

Op die dag opende ik de Bijbel en vielen mijn ogen op Matth. 11:28. Het was, van menselijk standpunt uit bekeken, louter toeval. Maar God die alles in handen heeft en alles leidt, had deze tekst voor mij gereed gehouden.

Ik las die woorden niet voor het eerst. Menigmaal was ik ze tegengekomen in mijn brevier en in de Mis. Maar ze hadden mij nooit iets gezegd. Maar op die dag waren deze woorden een heel persoonlijke boodschap van Jezus voor mij. Toen sprak ik een tweede gebed uit en ik zei: „Heer, ik neem U op Uw woord.

Gij zijt het die mij roept. Welnu, hier ben ik. Gij belooft om mij van mijn lasten te ontdoen Welnu, hier zijn mijn lasten. Neem ze van mij weg en geef mij de rust".

En ik kreeg enige rust, maar ik kende toen Jezus nog niet als mijn persoonlijke Zaligmaker.

Terug naar de routine, de vermoeidheid, de droefheid

En spoedig daarna moest ik toch weer terugkeren tot mijn routinewerk als priester, het opdragen van de Mis, het horen van de Biecht. Ik moest weer de sakramenten bedienen in het weeshuis met zijn 300 wezen. De mensen van de parochie vroegen weer mijn aandacht. Ik keerde weer terug naar mijn vermoeidheid en naar de droefheid, waarin ik leefde.

Een dwaas plan

Op zekere dag zei ik bij mijzelf: De eerste keer dat ik enige verlichting ontving, was het door de Bijbel. Waarom zou ik dan niet eens naar het Bijbelhuis gaan in Beiroet om hun een boek te vragen over de verschillende godsdiensten. Als ik daar nog aan denk, dan moet ik bijna lachen omdat ik zo naïef ben geweest. Ik zocht dus een boek, dat handelt over de verschillende godsdiensten om er dan een keuze uit te kunnen maken. Ik vertel u dit ter illustrering, hoever een r. katholiek, zelfs een priester, van de waarheid verwijderd kan zijn.

Ik had nog nooit een levende, persoonlijke godsdienst gekend. Ik zocht slechts een andere godsdienst dan de mijne. Ik wilde een keuze doen tussen de islam, het buddhisme, het confucianisme, het hindoeïsme, de grieks-orthodoxe kerk ot het protestantisme. Voor mij had dat alles gelijke waarde. Ik wilde er een keuze uit maken, maar het was duidelijk dat ik hierbij slechts een iiitellektuele keuze op het oog had.

Zij spraken mij alleen over Jeius

Ik ben dan naar het Bijbelhuis in Beiroet gegaan, in mijn priesterkleding. Ik was er mij bewust van, dat ik nu bij ketters op bezoek ging.

Ik belde aan en vroeg om een boek over de godsdiensten. Ik werd vriendelijk ontvangen. Zij spraken met mij, ze beurden mij op en vooral: ze baden met mij. En dat was dan de eerste keer, dat ik bad met protestanten.

U bent natuurlijk benieuwd, waarover ze mij gesproken hebben. Welnu, dat was niet over een andere godsdienst, of over een kerk, maar ze spraken mij alleen over Jezus Christus.

Ik dank er de Here voor, dat Hij hen geïnspireerd heeft om over zijn Zoon te spreken. Ik vond het heerlijk om daarnaar te luisteren.

Ze gaven mij een boekje mee: „Naar de zekerheid". Het was gedrukt in Zwitserland. Het bevatte enkele Bijbelteksten, met illustraties, en met enkele getuigenissen.

De doorbraak van het evangelie in mijn leven

Ik nam dat eenvoudige boekje mee naar mijn kamer en ik begon er elke dag wat uit te lezen.

En zo begon ik de boodschap van het Evangelie te begrijpen. En zo kwam ik tot een beslissing, die eigenlijk al lang voorbereid was door de leiding van God in mijn leven, maar die nu gerijpt was door de lezing en meditatie van dit boekje en van Gods Woord.

Ik knielde neer om mij helemaal aan Jezus te geven. Alles in mij stond open om Hem te ontvangen.

Ik sloot de ogen van het vlees, ik sloot de ogen van mijn verstand, ik opende alleen de ogen van mijn hart, van mijn geloof en mijn liefde en ik zei tegen de Here: „Jezus, Gij alleen zijt de Zaligmaker. Uw naam wil zeggen: „Zaligmaker". Ik aanvaard U als mijn Zaligmaker. En vanaf dit moment wil ik op niets meer bouwen, alleen op U. Ik zoek voortaan mijn heil enkel in U."

En zo had dan dat wonder plaats, datgene wat ik zozeer nodig had: een innerlijke wedergeboorte. Ik werd een ander mens. Ik werd kind van God. Uiterlijk was ik nog r. katholiek. Ik droeg nog mijn priestertoog. De boeken op mijn kamer waren nog allemaal r. katholiek.

Maar innerlijk was ik geen r. katholiek meer. Innerlijk was ik een christen geworden.

Ook in mijn gedachtengang was ik nog r. katholiek. Want zoveel ballast aan allerlei buitenbijbelse, voornamelijk scholastieke, denkvormen werp je niet zo maar van je af. Maar binnen in mij, in mijn geest, daar getuigde de Geest Gods dat ik kind van God was geworden.

Gesprek niet mijn bisschop

Met dit nieuwe leven in mij begon ik mij opnieuw te oriënteren, en kreeg ik ook dc moed om mijn kerk te verlaten.

Zonder enige angst, zonder scene te maken, zonder iemand te willen kwetser, heb ik eenvoudig aan mijn bisschop gezegd:

..Monseigneur, ik wil de kerk verlaten"

Ik las geen Mis meer en daarom liet de bisschop mij roepen en vroeg: „Waarom leest u de Mis niet meer?"

Ik had mij steeds meer verdiept in de Bijbel. Dat Woord Gods was het voedsel voor mijn ziel geworden. Ik las vooral de psalmen en het Nieuwe Testament. En zodoende kon ik ook aan de bisschop een antwoord geven, rechtstreeks vanuit de Bijbel.

„Monseigneur", zo zei ik, „wilt u weten, hoeveel ik van de Mis houd? Welnu, als u bereid bent om met mij de Mis te lezen op dezelfde manier als dat in de Bijbel beschreven is, dan wil ik nu, op dit moment, graag meteen met u de Mis lezen.

Maar dan ook werkelijk zoals Jezus zelf de Mis heeft gelezen bij het Avondmaal; dus zonder plechtige misgewaden, zonder bewieroking. (Bij ons, in de syrisch-katholieke ritus, wordt er nooit een Mis opgedragen zonder bewieroking).

Ik zal u dus niet, overeenkomstig onze ritus, negen maal bewieroken, en ik zal ook u niet vragen om mij driemaal te bewieroken. En u draagt dus geen ornamenten en ik evenmin. En als u daarmee akkoord gaat, dan ben ik bereid om nu onmiddellijk met u de Mis te lezen. Maar nog eens: alleen op dezelfde wijze als ook Jezus het heeft gedaan".

„Maar, wat voor vreemde ideeën houdt u er op na?"

„Monseigneur, dat zijn geen ideeën van mij, maar dat is het Evangelie".

„Neen, neen, dat zijn protestantse gedachten".

Maar ik was geen protestant. Ik kan u zeggen, dat ik nooit met protestanten in aanraking was gekomen.

En ik dank de Here, dat Hij mij in Beiroet niet met „protestanten" in aanraking heeft gebracht. Ik bedoel daarmee met leden van een of andere officiële protestantse kerk. Ik ontmoette daar enkel „evangelische" christenen, die mij niet meteen begonnen te spreken over kerken met een kleine letter of met een hoofdletter. Zij spraken mij meteen over de noodzaak van een persoonlijk geloof. Ze spraken mij over Jezus, die redt; over Jezus, die elk mens persoonlijk als zijn Zaligmaker moet aanvaarden in het geloof. En dat had ik gedaan. Dus ik was eigenlijk geen „protestant".

Maar wel was ik „protestant" in die zin dat ik protesteerde tegen alles wat niet is overeenkomstig het Woord van God. En ik was fel in mijn protest.

Ik had vroeger gewaarschuwd tegen de protestanten

„Waarom hoort u geen biecht meer, als men u daarom vraagt?", zo ging de bisschop verder.

„De reden daarvan is heel eenvoudig, Monseigneur, omdat alleen Jezus de macht heeft om ons te ontslaan van onze zonden, hlij heeft zijn Bloed voor ons gestort. Hij alleen is door God gemachtigd om de Zaligmaker te zijn voor alle mensen. Ik wil geen inbreuk maken op de rechten van Jezus Christus zelf".

„Ik zie wel, dat de protestanten van uw parochie veel invloed op u hebben uitgeoefend".

Maar ik was nooit bij een protestant van mijn parochie geweest. Ik was naar het Bijbelhuis gegaan. En dat lag op een hele afstand van mijn parochie, in Beiroet.

Er waren wel verscheidene evangelische protestanten in mijn parochie. En dikwijls genoeg was ik naar de bisschop gegaan en had tegen hem gezegd: „Monseigneur, wij moeten zeer oppassen voor de protestanten in onze parochie.

Men verwijt mij dikwijls het slechte gedrag van mijn collega-pastoor, omdat hij b.v. altijd kaart speelt. Wij moeten een voorbeeld zijn voor de parochie, juist vanwege de protestanten, die als een wespennest loeren om ons te kunnen steken. En daarom moeten wij zeer waakzaam zijn en een goed voorbeeld geven, anders worden wij telkens door deze protestantse wespen gestoken."

En ik die juist menigmaal bij de bisschop was geweest om te waarschuwen tegen de invloed van de protestanten, kreeg nu te horen dat ik zelf onder hun invloed was gekomen, terwijl ik er nooit een had gesproken. ,

„Goed dan, Monseigneur, als u mij op grond van wat ik nu voor u beleden heb, op grond van mijn getuigenis over Jezus Christus als de enige en persoonlijke Zaligmaker voor ieder die in Hem gelooft, — protestant wilt noemen, — goed dan wil ik wel in deze zin protestant zijn".

Gesprek met een pater jezuiet

De bisschop wilde echter dat ik toch eerst nog eens ging spreken met een jezuieten-pater in de hoop dat die mij van gedachten zou doen veranderen. Het was een professor van de theologische fakulteit van Beiroet.

Aanvankelijk weigerde ik, maar ben tenslotte deze pater toch maar gaan opzoeken.

Hij ging heel diplomatiek te werk. Hij sprak eerst over allerlei andere dingen, maar niet over mijn gewetenskonflikten.

Daarna begon hij over mijn zieletoestand. Hij vroeg of ik in een goed geestelijk klimaat leefde.

„Ja hoor", antwoordde ik, „ik dank de Here, want ik verkeer in een uitstekende geestelijke toestand."

„En hoe staat het met uw gebedsleven?"

„O uitstekend! Het gebed is heel mijn ziel".

„Bidt u ook tot Sint Vincentius a Paulo?"

„Neen, pater, geen sprake van".

„Bidt u tot de Heilige Maagd?"

„Neen, pater. Ik bid niet tot Vincentius, en evenmin tot de Heilige Maagd. Ik roep geen enkele heilige meer aan. Ik bid alleen tot Jezus Christus. En ik bid tot God enkel in de naam van Jezus. Dat is alles."

„Maar gelooft u dan niet meer aan de Heilige Maagd?"

„Heel zeker, en ik acht Maria hoog. Maar ik wil haar geen enkel voorrecht toekennen, dat alleen aan Jezus toekomt".

Hij nam toen zijn brevier en las een stukje voor van Bernardus van Clairveaux over Maria: „Indien u wanhopig bent, zie dan op naar de Morgenster, indien u in de angst verkeert, ga tot Maria, indien u, indien u enzovoort". Hij vroeg mij daarop: „Vindt u dat niet bijzonder mooi?"

Ik antwoordde: „Ik vind het helemaal niet mooi."

„Welnu, wat is dan uw konklusie?" zo vroeg hij mij.

„Dezelfde konklusie, die ik u reeds bij het begin van ons gesprek heb medegedeeld".

„Maar dat is niet logisch".

„Pater, ziet u dat kruis daar achter u? Als u Christus van dat kruis zoudt nemen en Hem buiten zoudt werpen, dan pas zou ik behoefte kunnen gaan voelen om tot een ander te gaan bidden, tot Maria bijvoorbeeld. Maar zolang ik geloof in Jezus Christus, die alles voor ons volbracht heeft, vind ik in Hem alles en heb niemand anders nodig".

„Het is mij nu wel duidelijk", zo zei hij toen, „u bent al te zeer protestant. Ik kan verder niet met u praten. Het spijt me zeer".

Ik nam daarop afscheid van hem.

Boven de schittering van het Vatikaan

De pater jezuiet telefoneerde daarna naar de bisschop om hem het resultaat van ons gesprek mede te delen.

Ik werd opnieuw bij de bisschop geroepen. Hij zei mij: „Ik geef u nog twee weken bedenktijd. Ik ben bereid om u gedurende een jaar vakantie te geven, die u moogt doorbrengen in Rome in de prokuratuur van de syrische ritus. Wij betalen uw reis en ook de kosten van uw verblijf in Rome nemen wij op ons.

U kunt daar tot rust komen. U hoeft er niets te doen. U moogt daar de schittering van de r. katholieke kerk op u laten inwerken".

Ik antwoordde hem echter: „Ik heb dat niet nodig. Boven de schittering van het vatikaan verkies ik de schittering van het Woord Gods."

De bisschop had mij twee weken bedenktijd gegeven. Ik zei echter: „lk neem nu al de beslissing. Ik verklaar met alle stelligheid, dat ik vanaf dit moment nooit meer een Mis zal opdragen, dat ik nooit meer Biecht zal horen, en dat ik nooit meer zal bidden tot een of andere heilige. Mijn geloof is uitsluitend afgestemd op het Evangelie. Ik aanvaard slechts de Bijbel als norm voor mijn leven en als voedsel voor mijn ziel".

„Als de zaken zo staan", was zijn antwoord, „doet u dan het noodzakelijke, opdat wij niet genoodzaakt zijn de vereiste maatregelen te nemen".

Ik wist wat dat betekende. Ik pakte mijn bagage in en vertrok, want ik wilde voorkomen, dat ik door de politie uit de pastorie zou gezet worden.

Vervloekt zij pastoor Khouri !

Ik verliet mijn kerk, maar ik verliet ze in do volle vrede des harten. Ik wil het nog eens herhalen: Ik kon de r.k. kerk niet verlaten, zolang ik r. katholiek was, Fr was een ontmoeting met Jezus nodig, een ontmoeting van persoon tot persoon, om deze stap te kunnen zetten.

Ik was al te bang om met mijn kerk te breken, om een „afvallige" te worden, een geëxcommuniceerde, een ketter.

En in mijn geest zag ik al mijn naam geschreven op de lijst van de geëxcommuniceerden achter in de kerken van Beiroet en van heel de syrisch-katholieke wereld. Want zo gebeurt dat bij ons. Iedereen die in de kerkelijke ban wordt gedaan, wordt vermeld op een lijst en blijft minstens een jaar aan deze geestelijke schandpaal genageld.

Ik hoorde de mensen al zeggen: Pastoor Vincent Khouri is in de ban gedaan, hij is een ketter geworden. Anathema sit, hij zij vervloekt!

Ik zag dit schrikbeeld altijd voor ogen en daarom had ik nooit mijn kerk durven verlaten.

Maar die angsten verdwenen geheel en al, toen ik Jezus had leren kennen als mijn persoonlijke Zaligmaker.

Vroeger bad ik wel tot Jezus, maar nooit tot mijn Jezus, mijn Zaligmaker.

Dikwijls bidden de mensen tot God in de naam van Jezus, maar zonder Jezus persoonlijk te kennen als hun eigen Zaligmaker.

God ziet ons als (verloste) zondaren

Beste collega's, ik ken de angsten die u doorstaan hebt. Ik weet hoe u met een dodelijke droefheid gebroken hebt met de kerk, die u liefhad.

Maar ik mag u moed inspreken. Dit alles is maar een Étappe. Het is slechts een negatief aspekt van het eigenlijke waar het om gaat.

De laatste en wezenlijke beslissing ligt niet in het breken met de r.k. kerk vanwege haar afdwalingen.

Deze laatste beslissing moet elk mens nemen, wie hij ook zij. Daarin zijn wij allen gelijk.

God ziet ons niet in de eerste plaats als belijders van een bepaalde godsdienst of als leden van een bepaalde kerk. God ziet ons niet eerst als buddhist, als mohammedaan, als bewoner van centraal-Afrika met zijn primitieve heidense religies, als r. katholiek, als grieks-orthodox of als protestant. God ziet ons allemaal als zondaars, waarvoor Hij Zijn eigen Zoon gegeven heeft.

En God kan slechts genadig op een mens neerzien door Jezus Christus. En slechts zij die bekleed zijn met de mantel der gerechtigheid van Jezus Christus, worden door de Vader als kinderen aangenomen.

Maar zij die verre van Jezus zijn, die misschien wel tot Jezus bidden maar van verre, die geen gemeenschap van leven hebben met Jezus, — kunnen zich geen christen noemen.

Christen kan men zich pas noemen op de dag, dat de Geest van Jezus Christus in ons getuigt dat wij werkelijk wedergeboren zijn; op de dag dat wij die wonderbare ervaring hebben gehad, niet van een sakrament dat wij hebben ontvangen, of van een lering die men begrepen heeft, — maar de ervaring van een nieuw leven dat men om niet heeft ontvangen. De dag waarop wij gaan leunen op Jezus Christus, de dag waarop wij ophouden om nog te vertrouwen op onze eigen inspanning, ons eigen verstand, ons eigen hart, op onszelf. De dag waarop wij geheel en al op Jezus gaan bouwen. Dan wordt Jezus het middelpunt van ons leven, het doel van ons leven en de gezel in ons leven. Als wij aldus zijn wedergeboren, dan geeft Jezus ons zijn Heilige Geest om ons te leiden, om ons te troosten, om ons te sterken, om ons te bemoedigen tijdens de donkere uren.

De troost in de donkere uren

Want donkere uren zult u zeker soms hebben, wanneer u in uw verbeelding terugkeert naar uw vaderland, naar Italië, naar Spanje, naar Frankrijk. U leeft nu in een heel andere wereld. Die overgang is groot en kan zwaar zijn. De scheiding van de dierbaren kan veel pijn doen.

Ik dank God, dat Hij u voor veel bittere ervaringen bewaard heeft, die ik moest doormaken.

Ik heb twee jaar doorgebracht in volstrekte geestelijke en maatschappelijke eenzaamheid. Ik had geen kontakt met een groep gelijkgezinden. Ik kende geen evangelische christenen in Frankrijk, waarheen ik gegaan was na mijn breuk met de kerk in Libanon.

Maar ook al hebt u dan niet zulke bitterheid gekend, toch moet er veel zijn dat u soms drukt. Uw gedachten, uw herinneringen zullen toch nog dikwijls terug gaan naar het zuiden, waar u gewoond hebt.

Maar wendt uw gedachten niet naar Spanje, naar Frankrijk of Italië, maar naar Jezus Christus

Bevrijd om anderen te bevrijden

Ik kan niet eindigen zonder u ook nog dit te zeggen:

Ik ben er van overtuigd dat God u een roeping gegeven heeft. Niet een kerkelijke roeping, want de eigenlijke roeping komt niet van menselijke overheden, niet van uw gelijken, niet van uw ondergeschikten. Wij zijn allen gelijk in Jezus Christus.

Maar ik ben overtuigd, dat, als God u uit zulk een stelsel bevrijd heeft. Hij dat heeft gedaan om u iets te geven.

God heeft u allereerst geroepen om getuigen van Jezus Christus te worden.

God heeft u gedurende lange tijd voorbereid. Eerst twaalf jaar in klein- en groot-seminarie. Later als zielzorger of leraar of professor.

En God heeft u bevrijd om door u weer anderen te bevrijden. Wordt u toch bewust van deze roeping.

Priesters, gezalfd door Gods Goost

Maar nog eens: roeping om anderen de vreugde te verkondigen kunt u slechts dan hebben, als uzelf de vreugde in uw leven bezit. En de ware vreugde is slechts te vinden in Jezus Christus. Elk mens kan op elk moment van het leven deze vreugde ervaren, indien hij, geleid door de Geest Gods, gelooft in het geschreven Woord en in het vleesgeworden Woord.

Ik bid dat deze vreugde in Jezus Christus ten volle uw deel zal worden.

Op heel de wereld wordt door vele broeders en zusters, wedergeboren kinderen Gods, gebeden voor de Wartburg, gebeden voor u. Ik zeg u dit om u te bemoedigen als de donkere uren komen met de donkere gedachten.

Wat is het heerlijk, dat wij nu weten mogen echte priesters te zijn, koninklijke priesters. Geen levietische priesters, die zuchten onder een bepaald kerkelijk stelsel. Wij zijn nu priesters, niet door zalving van onze handen, maar door zalving van onze ziel door de Heilige Geest.

„Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem. die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht" (1 Petr. 2:9). Amen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juli 1963

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Ik was dodelijk vermoeid

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juli 1963

In de Rechte Straat | 32 Pagina's